Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Bloedbad op een school — Hoe er troost geboden werd

Bloedbad op een school — Hoe er troost geboden werd

Bloedbad op een school — Hoe er troost geboden werd

DE VOORPAGINA van de krant was helemaal zwart. Er stond maar één woord op afgedrukt: „Waarom?” Die vraag werd steeds opnieuw gesteld nadat een zeventienjarige in Winnenden (Zuid-Duitsland) vijftien mensen doodschoot voordat hij de hand aan zichzelf sloeg. De vlaggen in heel Duitsland hingen halfstok en het nieuws van die tragische gebeurtenis ging direct de hele wereld rond.

Winnenden is een welvarend en idyllisch stadje midden tussen wijn- en boomgaarden. De ochtend van de elfde maart 2009 begon op de Albertville-Realschule als elke andere. Plotseling, om half tien, brak er geweld uit en daarmee chaos.

Een jonge man stormde zijn vroegere school binnen met een pistool dat hij uit de slaapkamer van zijn ouders had gehaald. Snel achtereen schoot hij in drie klaslokalen en in de hal negen leerlingen en drie leraressen dood en verwondde hij nog enkele anderen. De politie was binnen enkele minuten ter plaatse. De dader vluchtte naar het terrein van een nabijgelegen psychiatrische kliniek. Daar doodde hij een onderhoudsmedewerker. Vervolgens hield hij een auto aan en dwong de bestuurder onder bedreiging van een pistool hem mee te nemen. Zo’n veertig kilometer verderop zag de bestuurder kans te ontsnappen. Bij een autodealer doodde de schutter een verkoper en een klant en schoot hij op de agenten die hem inmiddels op de hielen zaten. Twee van hen raakten zwaargewond. Voordat de politie hem kon overmeesteren, joeg hij zichzelf een kogel door het hoofd.

Volgens bekenden van de schutter was hij een heel normale tiener die geaccepteerd wilde worden en vrienden wilde hebben. Waar ging het fout? Mogelijk had hij depressieve buien, hij speelde met windbuksen en had een paar zeer populaire, gewelddadige computergames die hij graag speelde. Maar, zeggen sommigen, dat geldt voor duizenden jongeren. En de slachtoffers? Koos hij ze bewust uit of werden ze willekeurig neergeschoten? Er werd over gespeculeerd waarom hij acht meisjes en maar één jongen doodschoot. Niemand had een logische verklaring.

De eerste reacties

„Toen onze zoon opbelde en me vertelde over een schietpartij op school, kon ik het gewoon niet geloven”, zegt Heike. „Maar toen ik steeds meer politiewagens en ambulances voorbij hoorde komen, sloeg de schrik me om het hart.” De snelle reactie van de politie heeft waarschijnlijk voorkomen dat de schutter op school nog meer slachtoffers maakte. Nadat de school was geëvacueerd, arriveerden er behalve ambulancepersoneel ook psychologische hulpverleners en pastoraal werkers, die zich tot het uiterste inzetten om de leerlingen op te vangen en te verzorgen.

Al snel verzamelden zich verslaggevers bij de school. Ze probeerden leerlingen te interviewen, van wie velen nog in een shock verkeerden. Eén leerling telde 28 wagens van 26 verschillende televisiestations die voor de school geparkeerd stonden. De strijd tussen de media was fel, waardoor er veel onbevestigde berichten werden uitgezonden. Eén verslaggever belde nog op de dag van het bloedbad bij de familie van een van de vermoorde meisjes aan en vroeg om foto’s, en anderen betaalden leerlingen om voor foto’s te poseren. Enkele verslaggevers, die graag als eersten met actueel nieuws wilden komen, schenen er in de chaos van het moment moeite mee te hebben rekening te houden met de slachtoffers en respect voor hen te tonen.

Zoals bij zulke tragedies vaak het geval is, wendden de mensen zich voor troost en uitleg tot religie. Op de dag van het bloedbad werd er een oecumenische kerkdienst gehouden. Velen waardeerden de hulp. Maar wie op zoek was naar troost uit Gods Woord of naar antwoorden op kwellende vragen kwam bedrogen uit. Eén gezin bezocht de begrafenis van een klasgenote van hun zoon. De moeder zei: „Een bisschop sprak over het lijden van Job. Ik verwachtte dat hij zou uitleggen wat we daarvan konden leren of dat hij wat troost zou bieden, maar niets daarvan. Geen woord over het waarom of over de uiteindelijke afloop.”

Eén man was zwaar teleurgesteld door de nietszeggende woorden die er gesproken werden. Hij had dertig jaar daarvoor de Bijbel bestudeerd met Jehovah’s Getuigen, maar was gestopt. Nu bezocht hij voor het eerst weer hun vergaderingen.

Valisa, een veertienjarig meisje dat Bijbelstudie krijgt van de Getuigen, zat in een klaslokaal vlak bij de plaats des onheils. Toen ze de pistoolschoten hoorde, begon ze meteen tot Jehovah te bidden. Toen haar later gevraagd werd hoe ze het gebeurde verwerkte, zei ze dat het voor haar een bevestiging was van wat ze uit de Bijbel over onze kritieke laatste dagen had geleerd (2 Timotheüs 3:1-5). Twee Getuigen deelden wat troostrijke gedachten met hun buren. Een oudere vrouw sprak hen aan en zei: „Wat u doet, zouden veel meer mensen moeten doen.” Hoe droevig en schokkend het bloedbad ook was, het bracht sommige mensen ertoe te luisteren naar de hoop en de troost die Gods Woord biedt.

Langdurige traumatische gevolgen

Natuurlijk kunnen zelfs de meest oprechte woorden van troost de schok en de wanhoop van de direct betrokkenen niet helemaal wegnemen. Woorden kunnen nooit volledig de pijn verzachten van een ouder die een kind verloren heeft of de emotionele klap opvangen van de politieagent die zich naar de school spoedde en daar onder de dodelijke slachtoffers zijn vrouw aantrof.

Leerlingen die het bloedbad hadden overleefd en ook hun familieleden waren zwaar getraumatiseerd, elk op zijn eigen manier. Vassilios was uit een van de nooduitgangen gesprongen toen de schutter het vuur opende. „Toen ik uit het raam sprong,” vertelt hij, „bad ik tot Jehovah. Ik dacht dat mijn laatste uur geslagen had. Ik was er honderd procent zeker van dat dit mijn laatste gebed was.” De weken daarna had hij last van nachtmerries en wilde hij met niemand praten. Waar hij zich vooral aan stoorde, was de vercommercialisering van het bloedbad en de ongevoeligheid van degenen die bijzonderheden probeerden los te peuteren. Na verloop van tijd kon hij de werkelijkheid weer aan.

Jonas zat in dezelfde klas als Vassilios en heeft gezien hoe vijf van zijn klasgenoten vermoord werden. Hij zei: „Direct erna kon ik zonder problemen beschrijven wat er gebeurd was; het leek wel een horrorfilm. Maar nu — nu vind ik het moeilijk te zeggen hoe het met me gaat. Het wisselt. Soms wil ik er absoluut niet over praten en andere keren praat ik er juist heel veel over.” Ook hij lijdt aan nachtmerries en slaapt slecht.

Na een paar dagen kregen de leerlingen hun persoonlijke bezittingen uit de klaslokalen terug. Traumatologen waarschuwden dat het zien van die spullen herinneringen aan de tragedie kon oproepen. Jonas wilde zijn jasje, zijn schooltas en zijn helm eerst niet aanraken. Ook kreeg hij elke keer een schok als hij iemand tegenkwam die er als de schutter uitzag of net zo’n rugzak droeg. Als zijn ouders naar een film keken en er klonk een schot, raakte hij in paniek. Therapeuten probeerden de slachtoffers te helpen zulke dingen los te zien van de traumatische gebeurtenis.

Jürgen, de vader van Jonas, werkt in de kliniek waarvan een medewerker vermoord is. Hij zegt dat veel ouders en collega’s zichzelf kwelden met vragen als „Waarom?” en „Wat als . . .?” Zo was een medewerkster van de kliniek, die vanaf een balkon de schutter langs had zien lopen, zo van streek bij de gedachte dat hij ook haar had kunnen doodschieten, dat ze psychiatrische hulp nodig had.

Hoe sommigen geholpen zijn

Wat heeft sommigen geholpen zo’n afschuwelijke ervaring te verwerken? Jürgen vertelt: „Hoewel het me weleens te veel wordt, doet het goed met anderen samen te zijn. Te weten dat anderen bezorgd om je zijn, dat je niet alleen bent, is een hulp.”

Ook Jonas waardeert de zorg van anderen: „Velen sturen kaarten en sms’jes. Sommigen schrijven er een Bijbeltekst op, die ik dan lees. Dat is prettig.” Wat helpt hem verder nog? „Als ik ’s nachts wakker word en het niet meer uithou, dan bid ik. Soms luister ik naar muziek of naar Ontwaakt! *Hij voegt eraan toe dat de Bijbel ons vertelt waarom dit allemaal gebeurt: Satan regeert de wereld, en we leven in de tijd van het einde. Zijn vader zegt dat dit inzicht hen helpt met deze gebeurtenis om te gaan.

Binnenkort geen lijden meer

Binnen een paar dagen was het schoolplein bedekt met kaarsen, bloemen en brieven. Kerstin merkte op dat verscheidene mensen briefjes schreven met de vraag waarom dit gebeurd was en waarom God het had toegelaten. Omdat ze vond dat die vragen een antwoord verdienden, schreven zij en twee andere Getuigen een brief en legden die tussen de andere.

Bij de officiële herdenkingsdienst toonde een televisiestation haar brief en citeerde het de eerste regels: „Waarom? In de laatste dagen klinkt deze vraag steeds luider, en vooral ook de vraag: Waar was God en waarom liet hij het toe?” Helaas hield het citaat daar op.

Waarom helaas? Omdat in de brief vervolgens uitgelegd werd wat de oorzaak van al het lijden is en gezegd werd dat God „erop zal toezien dat alle schade die mensen aangericht hebben, ongedaan gemaakt zal worden”. In de brief stond verder: „In het laatste boek van de Bijbel zegt God dat hij elke traan uit de ogen van mensen zal wegwissen, dat de dood er niet meer zal zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.” Jehovah God zal zelfs de doden weer tot leven brengen. Onder zijn koninkrijk, dat spoedig zal komen, zullen tragedies, bloedbaden en lijden tot het verleden behoren. God heeft beloofd: „Zie! Ik maak alle dingen nieuw” (Openbaring 21:4, 5).

[Voetnoot]

^ ¶20 Ontwaakt! wordt in gedrukte vorm en als audiobestand uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.

[Illustratie op blz. 12]

Jonas kreeg een kaart waarop stond: „We denken aan je”

[Illustratieverantwoording op blz. 9]

Focus Agency/WPN

[Illustratieverantwoording op blz. 9]

© imagebroker/Alamy

[Illustratieverantwoording op blz. 10]

Foto: picture alliance

[Illustratieverantwoording op blz. 11]

Foto: picture alliance