Doorgaan naar inhoud

„Laten we tekst met tekst vergelijken”

„Laten we tekst met tekst vergelijken”

EEN man vond in een trein op weg naar New York een pamflet op de grond. ’De menselijke ziel is sterfelijk’, stond er op het pamflet. Geïntrigeerd begon de man, een predikant, het te lezen. Hij was verbaasd omdat hij nog nooit had getwijfeld aan de leer van de onsterfelijkheid van de ziel. Op dat moment wist hij niet wie het pamflet geschreven had. Toch vond hij de argumentatie geloofwaardig en schriftuurlijk, en het materiaal de moeite waard om serieus te onderzoeken.

De predikant was George Storrs. Het voorval vond plaats in 1837, het jaar waarin Charles Darwin voor het eerst in zijn notitieboek ideeën noteerde die zich later zouden ontwikkelen tot zijn evolutietheorie. De wereld was nog godsdienstig en de meeste mensen geloofden in God. Velen lazen de bijbel en keken ernaar op als gezaghebbende bron.

Storrs kwam er later achter dat het pamflet geschreven was door Henry Grew uit Philadelphia (Pennsylvania). Grew hield vast aan het principe dat „de bijbeltekst . . . de beste uitlegger van zichzelf is”. Grew en zijn metgezellen onderzochten de bijbel met het doel hun leven en activiteiten in overeenstemming te brengen met de bijbelse raad. Hun onderzoeken onthulden enkele prachtige bijbelse waarheden.

Gestimuleerd door wat Grew geschreven had, ging Storrs nauwkeurig na wat de bijbel over de ziel zei en besprak de kwestie met enkele andere predikanten. Na vijf jaar van serieus onderzoek besloot Storrs ten slotte zijn pas gevonden juweeltje van bijbelse waarheid in de openbaarheid te brengen. Om te beginnen bereidde hij een preek voor om die op een zondag in 1842 te houden. Maar hij vond het nodig een paar extra preken te houden om het onderwerp volledig en goed te kunnen uitleggen. Uiteindelijk werden het zes preken over de sterfelijkheid van de menselijke ziel, die hij publiceerde in Six Sermons. Storrs vergeleek bijbelteksten met elkaar om de prachtige waarheid die onder de godonterende leerstellingen van de christenheid verborgen lag, bloot te leggen.

Leert de bijbel de onsterfelijkheid van de ziel?

De bijbel zegt dat Jezus’ gezalfde volgelingen onsterfelijkheid aandoen als beloning voor hun getrouwheid (1 Korinthiërs 15:50-56). Als onsterfelijkheid een beloning voor de getrouwen is, zo redeneerde Storrs, kan de ziel van de goddelozen niet onsterfelijk zijn. In plaats van te speculeren wendde hij zich tot de Schrift. Hij dacht na over Mattheüs 10:28, waar staat: „Vreest veeleer hem die én ziel én lichaam kan vernietigen in Gehenna.” * De ziel kan dus vernietigd worden. Hij verwees ook naar Ezechiël 18:4, waar staat: „De ziel die zondigt, díé zal sterven.” Als de hele bijbel in aanmerking werd genomen, kwam de kostbare waarheid duidelijk  naar voren. „Indien de zienswijze die ik over dit onderwerp heb juist is,” schreef Storrs, „dan worden veel delen van de Schrift die op grond van de algemeen aanvaarde theorie onduidelijk waren, nu duidelijk, prachtig en vol betekenis en kracht.”

Maar hoe zit het met teksten als Judas 7? Daar staat: „Zo zijn ook Sodom en Gomorra en de omliggende steden, nadat ze op dezelfde wijze als de voornoemden buitensporig hoererij hadden bedreven en vlees waren achternagegaan voor tegennatuurlijk gebruik, ons tot een waarschuwend voorbeeld gesteld doordat ze de gerechtelijke straf van eeuwig vuur ondergaan.” Bij het lezen van deze tekst concluderen sommigen misschien dat de zielen van degenen die in Sodom en Gomorra werden gedood, voor eeuwig door vuur gepijnigd worden. „Laten we tekst met tekst vergelijken”, schreef Storrs. Vervolgens citeerde hij 2 Petrus 2:5, 6, waar staat: „En hij zich er niet van heeft weerhouden een wereld uit de oudheid te straffen, maar Noach, . . . veilig heeft bewaard toen hij een geweldige vloed over een wereld van goddeloze mensen bracht; en hij de steden Sodom en Gomorra, door ze in de as te leggen, heeft veroordeeld, waardoor hij ze voor goddelozen tot een voorbeeld gesteld heeft van komende dingen.” Ja, Sodom en Gomorra werden in de as gelegd en voor eeuwig met hun bewoners vernietigd.

„Petrus werpt licht op het boek Judas”, legde Storrs uit. „De boeken samen laten heel duidelijk zien van welk ongenoegen God tegen zondaars blijk geeft. . . . Deze oordelen die aan de oude wereld, Sodom en Gomorra, werden voltrokken, zijn blijvend of voor ’eeuwig’ een vermaning, waarschuwing of ’voorbeeld’ voor alle mensen tot het einde van de wereld.” Judas verwees dus met het woord ’eeuwig’ naar het effect van het vuur dat Sodom en Gomorra vernietigde. Dat verandert in geen enkel opzicht het feit dat de menselijke ziel sterfelijk is.

Storrs gebruikte niet zomaar wat bijbelteksten die zijn opvatting ondersteunden terwijl hij andere teksten negeerde. Hij beschouwde de context van elke tekst en ook de algemene strekking van de bijbel. Als een vers andere schriftplaatsen leek tegen te spreken, zocht Storrs in de rest van de bijbel naar een logische uitleg.

Russells onderzoek in de Schrift

Een van degenen die contact met George Storrs had, was een jonge man die een bijbelstudiegroep in Pittsburgh (Pennsylvania) organiseerde. Zijn naam was Charles Taze Russell. Een van zijn eerste artikelen over een bijbels thema werd gepubliceerd in 1876 in het tijdschrift Bible Examiner, onder redactie van Storrs. Russell erkende dat vroegere bijbelonderzoekers invloed op hem hadden. Later, toen hij redacteur was van Zion’s Watch Tower, was hij dankbaar voor de hulp die hij zowel mondeling als schriftelijk van Storrs ontving.

Op achttienjarige leeftijd organiseerde C.T. Russell een bijbelstudieklas en legde hij een patroon vast om de bijbel te bestuderen. A.H. Macmillan, een bijbelstudent die zich bij Russell had aangesloten, beschreef deze methode als volgt: „Iemand stelde een vraag. Zij bespraken die. Zij zochten alle verwante schriftplaatsen over het punt op en daarna, als zij tevreden waren over de harmonie van deze teksten, formuleerden zij ten slotte hun conclusie en tekenden die op.”

Russell was ervan overtuigd dat de bijbel, als die in zijn geheel wordt beschouwd, een boodschap moet onthullen die harmonieus en vrij van innerlijke tegenspraak is en die strookt met de aard van de Goddelijke Auteur ervan. Wanneer een bepaald deel van de bijbel moeilijk te begrijpen was, vond Russell dat het verduidelijkt en uitgelegd moest worden aan de hand van andere delen van de bijbel.

Bijbelonderzoekers in de 19de eeuw die bijbelteksten door de rest van de bijbel lieten uitleggen: George Storrs, Henry Grew, Charles Taze Russell, A.H. Macmillan

Een bijbelse gewoonte

Maar noch Russell noch Storrs noch Grew was de eerste die de Schrift zichzelf liet uitleggen. Deze gewoonte gaat helemaal terug tot de Stichter van het christendom, Jezus Christus.  Hij gebruikte meerdere schriftplaatsen om de echte betekenis van een tekst duidelijk te maken. Toen bijvoorbeeld de Farizeeën zijn discipelen bekritiseerden omdat ze op de sabbat korenaren plukten, liet Jezus aan de hand van het verslag in 1 Samuël 21:6 zien hoe de sabbatswet toegepast moest worden. De religieuze leiders kenden dat verslag, waarin David en zijn mannen de broden der voorzetting aten. Jezus verwees vervolgens naar het deel van de Wet waar werd gezegd dat alleen de Aäronitische priesters van het toonbrood mochten eten (Exodus 29:32, 33; Leviticus 24:9). Toch werd tegen David gezegd dat hij van de broden mocht eten. Jezus besloot zijn overtuigende argument door het boek Hosea te citeren: „Indien gij hadt begrepen wat het zeggen wil: ’Ik wil barmhartigheid en geen slachtoffer’, zoudt gij de onschuldigen niet hebben veroordeeld” (Mattheüs 12:1-8). Wat een schitterend voorbeeld van het vergelijken van een tekst met andere teksten om een nauwkeurig begrip te krijgen!

De apostel Paulus staafde zijn woorden door naar schriftplaatsen te verwijzen

Jezus’ volgelingen gebruikten dezelfde methode en verwezen naar andere schriftplaatsen om een bepaalde tekst te begrijpen. Toen de apostel Paulus mensen in Thessalonika onderwees, „redeneerde hij met hen aan de hand van de Schriften, waarbij hij door middel van verwijzingen verklaarde en bewees dat de Christus moest lijden en uit de doden moest opstaan” (Handelingen 17:2, 3). Ook in zijn door God geïnspireerde brieven liet Paulus de bijbel zichzelf uitleggen. In zijn brief aan de Hebreeën bijvoorbeeld citeerde hij de ene schriftplaats na de andere om te bewijzen dat de Wet een schaduw van de toekomstige goede dingen was. — Hebreeën 10:1-18.

Oprechte bijbelonderzoekers in de negentiende en vroege twintigste eeuw voerden dus eenvoudig deze christelijke methode weer in. De gewoonte om bijbelteksten met elkaar te vergelijken wordt voortgezet in het tijdschrift De Wachttoren (2 Thessalonicenzen 2:15). Jehovah’s Getuigen gebruiken dit beginsel als ze een bijbeltekst analyseren.

Laat de context spreken

Hoe kunnen we bij het lezen van de bijbel het uitstekende voorbeeld van Jezus en zijn getrouwe discipelen volgen? Ten eerste kunnen we stilstaan bij de onmiddellijke context van de bewuste bijbeltekst. Hoe kan de context ons helpen de betekenis te begrijpen? Laten we ter illustratie Jezus’ woorden in Mattheüs 16:28 nemen: „Voorwaar, ik zeg u dat sommigen van hen die hier staan, geenszins de dood zullen smaken voordat zij eerst de Zoon des mensen in zijn koninkrijk zien komen.” Sommigen zijn misschien van mening dat deze woorden niet vervuld werden omdat al Jezus’ discipelen die aanwezig waren toen hij dit zei, gestorven zijn voordat Gods koninkrijk in de hemel werd opgericht. The Interpreter’s Bible zegt zelfs over dit vers: „De voorzegging kwam niet uit, en later vonden christenen het nodig uit te leggen dat het beeldspraak was.”

Maar de context van dit vers, en ook van de betreffende verzen in de parallelle verslagen door Markus en Lukas, helpt ons de echte betekenis van de tekst te begrijpen. Wat vertelde Mattheüs direct na de bovengeciteerde woorden? Hij schreef: „Zes dagen later nam Jezus Petrus en Jakobus en diens broer Johannes mee en bracht hen een hoge berg op, waar zij alleen waren. En hij onderging voor hun ogen een transfiguratie” (Mattheüs 17:1, 2). Zowel Markus als Lukas koppelde Jezus’ opmerking over het Koninkrijk eveneens aan het verslag van de transfiguratie (Markus 9:1-8; Lukas 9:27-36). Jezus’ komst in Koninkrijksmacht werd getoond in zijn transfiguratie, het verschijnen in heerlijkheid in het bijzijn van de drie apostelen. Petrus bevestigt dit begrip door te spreken over „de kracht en tegenwoordigheid van onze Heer Jezus Christus” toen hij zei dat hij getuige was geweest van Jezus’ transfiguratie. — 2 Petrus 1:16-18.

Laat u de bijbel zichzelf uitleggen?

Wat nu als u een bijbeltekst na het bekijken van de context nog steeds niet begrijpt? Het kan een hulp zijn de tekst met andere teksten te  vergelijken en de hele strekking van de bijbel in gedachte te houden. Een uitstekend hulpmiddel hiervoor is te vinden in de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift, die nu geheel of gedeeltelijk in 57 talen beschikbaar is. Dit hulpmiddel is een lijst van verwijsteksten, of kruisverwijzingen, die in veel uitgaven in de middenkolom van elke bladzijde staat. De Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen bevat ruim 125.000 verwijsteksten. De „Inleiding” van die bijbel legt uit: „Een zorgvuldige vergelijking van de verwijsteksten en een beschouwing van de begeleidende voetnoten brengt aan het licht hoe harmonieus de 66 bijbelboeken in elkaar grijpen, waardoor wordt bewezen dat ze één door God geïnspireerd boek vormen.”

Laten we eens kijken hoe het gebruik van kruisverwijzingen ons kan helpen een bijbeltekst te begrijpen. Neem bijvoorbeeld de geschiedenis van Abram (Abraham). Wie nam de leiding toen Abram en zijn gezin uit Ur wegtrokken? Genesis 11:31 zegt: „Daarna nam Terah zijn zoon Abram en Lot, . . . en Sarai, zijn schoondochter, . . . en zij trokken met hem uit Ur der Chaldeeën om naar het land Kanaän te gaan. Na verloop van tijd kwamen zij te Haran en gingen daar wonen.” Als iemand dit gewoon leest, zou hij kunnen concluderen dat Terah, Abrams vader, de leiding nam. Maar in de Nieuwe-Wereldvertaling vinden we elf kruisverwijzingen bij dit vers. De laatste verwijzing is Handelingen 7:2, waar Stefanus in zijn toespraak tot de eerste-eeuwse joden zegt: „De God der heerlijkheid is aan onze voorvader Abraham verschenen terwijl hij in Mesopotamië was, voordat hij zich in Haran vestigde, en hij zei tot hem: ’Verlaat uw land en uw bloedverwanten en kom naar het land dat ik u zal tonen’” (Handelingen 7:2, 3). Verwarde Stefanus dit met Abrams vertrek uit Haran? Dat kan niet het geval zijn, want het is een deel van Gods geïnspireerde Woord. — Genesis 12:1-3.

Waarom zegt Genesis 11:31 dan dat Terah zijn zoon Abram en ook anderen van zijn familie nam en uit Ur wegtrok? Terah was nog steeds het patriarchale hoofd. Hij stemde erin toe met Abram mee te gaan, en daarom werd het vertrek van de familie naar Haran aan hem toegeschreven. Door deze twee bijbelteksten met elkaar te vergelijken en in overeenstemming met elkaar te brengen, kunnen we precies begrijpen wat er heeft plaatsgevonden. Abram heeft zijn vader er respectvol van overtuigd in overeenstemming met Gods gebod Ur te verlaten.

Als we de bijbel lezen, moeten we rekening houden met de context en de algemene strekking van de bijbel. Christenen krijgen de aansporing: „Wij [hebben] niet de geest van de wereld ontvangen, maar de geest die van God komt, opdat wij de dingen zouden weten die ons door God goedgunstig zijn gegeven. Deze dingen spreken wij ook, niet met woorden die door menselijke wijsheid worden geleerd, maar met woorden die door de geest worden geleerd, daar wij geestelijke zaken met geestelijke woorden combineren” (1 Korinthiërs 2:11-13). We moeten inderdaad Jehovah om hulp smeken om zijn Woord te begrijpen en proberen ’geestelijke zaken met geestelijke woorden te combineren’ door de context van de betreffende bijbeltekst te bekijken en verwante schriftplaatsen op te zoeken. Laten we door de studie van Gods Woord schitterende juweeltjes van waarheid blijven vinden.

^ ¶7 Storrs gebruikte de King James Version.