Volgens Mattheüs 16:1-28

16  Hier kwamen de farizeeën en de sadduceeën naar hem toe. Ze wilden hem op de proef stellen, en daarom vroegen ze hem om hun een teken uit de hemel te laten zien.+  Hij antwoordde: ‘Als het avond wordt, zeggen jullie: “Het wordt mooi weer, want de lucht is vuurrood.”+  En ’s morgens: “Het wordt vandaag winters en regenachtig, want de lucht is vuurrood maar dreigend.” De aanblik van de lucht kunnen jullie beoordelen, maar de tekenen van de tijd niet.  Een verdorven en ontrouwe generatie blijft om een teken* vragen, maar ze zullen geen ander teken krijgen+ dan het teken van Jona.’+ Daarna ging hij weg en liet hen achter.  De discipelen voeren naar de overkant maar vergaten brood mee te nemen.+  Jezus zei tegen ze: ‘Pas op voor de zuurdesem van de farizeeën en de sadduceeën.’+  Toen zeiden ze onder elkaar: ‘We hebben geen brood meegenomen.’  Jezus merkte dat en zei: ‘Waarom hebben jullie het erover dat jullie geen brood hebben? Wat is jullie geloof toch klein!  Begrijpen jullie nog steeds niet waar het om gaat? Zijn jullie de vijf broden vergeten waarvan de 5000 hebben gegeten en het aantal manden dat jullie daarna hebben opgehaald?+ 10  Of de zeven broden waarvan de 4000 hebben gegeten en het aantal grote manden dat jullie hebben opgehaald?+ 11  Hoe komt het dat jullie niet doorhebben dat ik het niet over brood had? Pas op voor de zuurdesem van de farizeeën en de sadduceeën.’+ 12  Toen begrepen ze dat hij hen niet had gewaarschuwd voor de zuurdesem in het brood, maar voor de leer van de farizeeën en de sadduceeën. 13  Toen hij in het gebied van Cesare̱a Fili̱ppi kwam, vroeg hij zijn discipelen: ‘Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is?’+ 14  Ze zeiden: ‘Sommigen zeggen Johannes de Doper,+ anderen Eli̱a+ en weer anderen Jeremia of een van de andere profeten.’ 15  Hij zei tegen ze: ‘Maar wie ben ik volgens jullie?’ 16  Simon Petrus antwoordde: ‘Jij bent de Christus,+ de Zoon van de levende God.’+ 17  Hierop zei Jezus tegen hem: ‘Gelukkig ben jij, Simon, zoon van Jona, want dit is je niet door vlees en bloed onthuld, maar door mijn hemelse Vader.+ 18  Ook zeg ik je: jij bent Petrus,+ en op deze rots+ zal ik mijn gemeente bouwen, en de poorten van het Graf zullen haar niet overwinnen.+ 19  Ik zal je de sleutels van het Koninkrijk van de hemel geven, en wat je op aarde ook bindt, zal in de hemel al gebonden zijn, en wat je op aarde ook ontbindt, zal in de hemel al ontbonden zijn.’+ 20  Daarna zei hij nadrukkelijk tegen zijn discipelen dat ze aan niemand mochten vertellen dat hij de Christus was.+ 21  Vanaf die tijd begon Jezus zijn discipelen duidelijk te maken dat hij naar Jeruzalem moest gaan en veel lijden zou ondergaan door toedoen van de oudsten, de overpriesters en de schriftgeleerden, en dat hij gedood zou worden en op de derde dag zou worden opgewekt.+ 22  Vervolgens nam Petrus hem apart en begon hem de les te lezen: ‘Wees goed voor jezelf, Heer. Dat zal je zeker niet overkomen.’+ 23  Maar Jezus draaide zich om en zei tegen Petrus: ‘Ga achter mij, Satan! Je bent een struikelblok voor me, want jouw gedachten zijn niet Gods gedachten maar die van mensen.’*+ 24  Toen zei Jezus tegen zijn discipelen: ‘Als iemand mijn volgeling wil worden, moet hij zichzelf wegcijferen, zijn martelpaal opnemen en mij altijd volgen.+ 25  Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest ter wille van mij, zal het vinden.+ 26  Wat heeft een mens eraan als hij de hele wereld wint, maar zijn leven verliest?+ Of wat zou een mens geven in ruil voor zijn leven?+ 27  Want de Mensenzoon zal samen met zijn engelen komen met de macht* van zijn Vader,+ en dan zal hij iedereen geven wat hij verdient.*+ 28  Ik verzeker jullie dat sommigen van degenen die hier staan niet zullen sterven voordat ze de Mensenzoon in zijn Koninkrijk zien komen.’+

Voetnoten

Of ‘wonderbaarlijk bewijs’.
Of ‘je denkt niet zoals God maar zoals mensen’.
Of ‘heerlijkheid’.
Lett.: ‘vergelden naar zijn gedrag’.

Aantekeningen

Hij antwoordde: Een aantal belangrijke oude manuscripten laten de rest van vers 2 en heel vers 3 weg. Hoewel er wat onzekerheid bestaat over de authenticiteit van deze woorden, vinden veel experts dat ze in de tekst thuishoren vanwege het grote aantal vroege en latere manuscripten waar ze wel in voorkomen.

ontrouwe: Of ‘overspelige’. In geestelijk opzicht duidt overspel op ontrouw aan God door degenen die in een verbondsverhouding met hem staan. De Israëlieten maakten zich schuldig aan geestelijk overspel door de valsreligieuze praktijken waarmee ze het wetsverbond schonden (Jer 3:8, 9; 5:7, 8; 9:2; 13:27; 23:10; Ho 7:4). Om soortgelijke redenen veroordeelde Jezus de Joodse generatie van zijn tijd als overspelig (Mt 12:39; 16:4). Als christenen die in het nieuwe verbond zijn opgenomen zich verontreinigen met deze wereld, plegen ze geestelijk overspel. In principe gaat dat op voor iedereen die zich aan Jehovah heeft opgedragen (Jak 4:4).

teken van Jona: Jona vergeleek zijn bevrijding uit de buik van de vis na ongeveer drie dagen met een opstanding uit het Graf (Jon 1:17–2:2). Jezus’ opstanding uit het letterlijke graf zou net zo echt zijn als Jona’s bevrijding uit de buik van de vis. Maar zelfs toen Jezus tot leven werd gewekt nadat hij gedurende delen van drie dagen dood was geweest, geloofden zijn koppige critici niet in hem.

ontrouwe: Of ‘overspelige’. Duidt op geestelijk overspel of ontrouw aan God. (Zie aantekening bij Mr 8:38.)

teken van Jona: Zie aantekening bij Mt 12:39.

naar de overkant: Dat wil zeggen naar de overkant van het Meer van Galilea, kennelijk richting Bethsaïda op de noordoostelijke oever van het meer.

zuurdesem: Een stukje deeg dat apart werd gehouden en dat door gisting zuur werd. Het werd gebruikt om nieuw deeg te laten gisten. Jezus heeft het hier over de toen gebruikelijke manier om brood te bakken. Hoewel zuurdesem in de Bijbel vaak wordt gebruikt als symbool voor zonde en verdorvenheid (zie aantekening bij Mt 16:6), heeft het niet altijd een negatieve gevoelswaarde (Le 7:11-15). Hier duidt het gistingsproces blijkbaar op de verspreiding van iets goeds.

zuurdesem: Of ‘gist’. Zuurdesem wordt in de Bijbel vaak gebruikt als symbool voor zonde en verdorvenheid. Hier duidt het op verdorven leringen (Mt 16:12; 1Kor 5:6-8; vergelijk de aantekening bij Mt 13:33).

manden: In de verslagen over de twee gelegenheden waarbij Jezus door een wonder de menigte te eten gaf (zie aantekeningen bij Mt 14:20; 15:37 en 16:10 en parallelverslagen in Mr 6:43 en 8:8, 19, 20) wordt consequent onderscheid gemaakt tussen de soorten manden waarmee de restanten werden opgehaald. In het verslag over de 5000 wordt het Griekse kofinos (mand) gebruikt en in het verslag over de 4000 het Griekse sfuris (grote mand). Dat wijst erop dat de schrijvers erbij waren of de feiten hoorden van betrouwbare ooggetuigen.

manden: Misschien kleinere tenen manden met een hengsel van touw waarmee reizigers ze konden dragen. Men denkt dat ze een inhoud van zo’n 7,5 l hadden. (Zie aantekeningen bij Mt 16:9, 10.)

grote manden: Of ‘proviandmanden’. Het Griekse sfuris dat hier gebruikt wordt, duidt blijkbaar op een soort mand die groter is dan de manden die werden genoemd toen Jezus eerder zo’n 5000 mannen te eten gaf. (Zie aantekening bij Mt 14:20.) Hetzelfde Griekse woord wordt gebruikt voor de ‘mand’ waarin ze Paulus door een opening in de stadsmuur van Damaskus naar beneden lieten zakken. (Zie aantekening bij Han 9:25.)

grote manden: Of ‘proviandmanden’. (Zie aantekeningen bij Mt 15:37 en 16:9.)

grote manden: Of ‘proviandmanden’. Het Griekse sfuris dat hier gebruikt wordt, duidt blijkbaar op een soort mand die groter is dan de manden die werden genoemd toen Jezus eerder zo’n 5000 mannen te eten gaf. (Zie aantekening bij Mt 14:20.) Hetzelfde Griekse woord wordt gebruikt voor de ‘mand’ waarin ze Paulus door een opening in de stadsmuur van Damaskus naar beneden lieten zakken. (Zie aantekening bij Han 9:25.)

manden: In de verslagen over de twee gelegenheden waarbij Jezus door een wonder de menigte te eten gaf (zie aantekeningen bij Mt 14:20; 15:37 en 16:10 en parallelverslagen in Mr 6:43 en 8:8, 19, 20) wordt consequent onderscheid gemaakt tussen de soorten manden waarmee de restanten werden opgehaald. In het verslag over de 5000 wordt het Griekse kofinos (mand) gebruikt en in het verslag over de 4000 het Griekse sfuris (grote mand). Dat wijst erop dat de schrijvers erbij waren of de feiten hoorden van betrouwbare ooggetuigen.

grote manden: Of ‘proviandmanden’. (Zie aantekeningen bij Mt 15:37 en 16:9.)

Cesarea Filippi: Een stad in het brongebied van de Jordaan die 350 m boven zeeniveau ligt. De stad ligt zo’n 40 km ten N van het Meer van Galilea en aan de voet van de Hermon ten ZW. De naam Cesarea werd eraan gegeven door Filippus de tetrarch, de zoon van Herodes de Grote, als eerbetoon aan de Romeinse keizer. Om de stad te onderscheiden van de havenstad aan zee met dezelfde naam, werd ze Cesarea Filippi genoemd, dat ‘Cesarea van Filippus’ betekent. (Zie App. B10.)

Mensenzoon: Zie aantekening bij Mt 8:20.

Mensenzoon: Of ‘Zoon van een mens’. Deze uitdrukking komt in de evangeliën zo’n 80 keer voor. Jezus paste die op zichzelf toe, blijkbaar om te beklemtonen dat hij echt een mens was, geboren uit een vrouw, en dat hij een passende menselijke tegenhanger van Adam was, met de macht om de mensheid te verlossen van zonde en de dood (Ro 5:12, 14, 15). Deze term laat ook uitkomen dat Jezus de Messias was, de Christus (Da 7:13, 14; zie Woordenlijst).

de Doper: Of ‘de Onderdompelaar’. Werd blijkbaar gebruikt als een soort bijnaam, wat aangeeft dat doop door onderdompeling in water kenmerkend was voor Johannes. De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus schreef over ‘Johannes, bijgenaamd de Doper’.

Johannes: Het Nederlandse equivalent van de Hebreeuwse naam Johanan, die ‘Jehovah heeft gunst getoond’, ‘Jehovah is goedgunstig geweest’ betekent.

Elia: Van de Hebreeuwse naam die ‘mijn God is Jehovah’ betekent.

Johannes de Doper: Zie aantekening bij Mt 3:1.

Elia: Zie aantekening bij Mt 11:14.

Christus: Deze titel is afgeleid van het Griekse Christos en is het equivalent van de titel Messias (van het Hebreeuwse masjiach). Beide woorden betekenen ‘gezalfde’. In Bijbelse tijden werden leiders ceremonieel gezalfd met olie.

de Christus: De titel Christus wordt hier in het Grieks voorafgegaan door het bepaald lidwoord, blijkbaar om Jezus’ ambt als de Messias te beklemtonen.

Simon Petrus: Zie aantekening bij Mt 10:2.

de Christus: Petrus noemt Jezus hier ‘de Christus’ (Grieks: ho Christos), een titel die overeenkomt met ‘de Messias’ (van het Hebreeuwse masjiach). Beide woorden betekenen ‘gezalfde’. In het Grieks wordt ‘Christus’ hier voorafgegaan door het bepaald lidwoord, blijkbaar om Jezus’ ambt als de Messias te beklemtonen. (Zie aantekeningen bij Mt 1:1 en 2:4.)

de levende God: Een uitdrukking die wordt gebruikt om te laten uitkomen dat Jehovah levend en actief is, in tegenstelling tot de levenloze goden van de heidenen (Han 14:15), zoals de goden die in de omgeving van Cesarea Filippi werden vereerd (Mt 16:13). Deze term komt ook voor in de Hebreeuwse Geschriften (De 5:26; Jer 10:10).

Simon, die Petrus wordt genoemd: Petrus wordt in de Bijbel op deze vijf manieren aangeduid: (1) het Griekse ‘Simeon’, dat gelijk is aan de Hebreeuwse vorm van de naam, (2) het Griekse ‘Simon’ (komt net als Simeon van een Hebreeuws werkwoord dat ‘horen’, ‘luisteren’ betekent), (3) ‘Petrus’ (van Petros, een Griekse naam die ‘rotsblok’, ‘steen’ betekent en waarmee hij in de Bijbel als enige wordt aangeduid), (4) ‘Cefas’, van Kefa, het Semitische equivalent van Petrus (misschien verwant aan het Hebreeuwse kefim [rotsen] in Job 30:6 en Jer 4:29), en (5) de combinatie ‘Simon Petrus’ (Han 15:14; Jo 1:42; Mt 16:16).

zoon van Jona: Of ‘Bar-Jona’. In veel Hebreeuwse namen komt het Hebreeuwse woord ben of het Aramese woord bar voor, die allebei ‘zoon’ betekenen, gevolgd door de naam van de vader bij wijze van achternaam. Dat het Aramese leenwoord bar in meerdere eigennamen voorkomt, zoals Bartholomeüs, Bartimeüs, Barnabas en Bar-Jezus, geeft aan hoe groot de invloed van het Aramees was op het Hebreeuws dat in Jezus’ tijd gesproken werd.

vlees en bloed: Of ‘een mens’, een gebruikelijke Joodse uitdrukking. In deze context duidt het blijkbaar op een vleselijke of menselijke denkwijze (Ga 1:16, vtn.).

jij bent Petrus, en op deze rots: Het Griekse woord petros (mannelijk) betekent ‘rotsblok’, ‘steen’. Hier wordt het gebruikt als een eigennaam (Petrus), de Griekse vorm van de naam die Jezus aan Simon gaf (Jo 1:42). Petra (vrouwelijk) wordt weergegeven met ‘rots’ en kan duiden op rotsgesteente, klip of een rotsmassa. Dit Griekse woord komt ook voor in Mt 7:24, 25; 27:60; Lu 6:48; 8:6; Ro 9:33; 1Kor 10:4 en 1Pe 2:8. Petrus bezag zichzelf duidelijk niet als de rots waarop Jezus zijn gemeente zou bouwen, want in 1Pe 2:4-8 schreef hij dat Jezus de ‘fundament-hoeksteen’ was die lang geleden aangekondigd was en die door God zelf was uitgekozen. Ook noemde Paulus Jezus het ‘fundament’ en ‘de geestelijke rots’ (1Kor 3:11; 10:4). Jezus gebruikte dus blijkbaar een woordspeling en zei in feite: ‘Jij, degene die ik Petrus noem, een Rotsblok, hebt de ware identiteit onderscheiden van de Christus, “deze rots”, degene die het fundament van de christelijke gemeente zal vormen.’

gemeente: Dit is de eerste keer dat het Griekse woord ekklesia voorkomt. Het komt van twee Griekse woorden: ek (uit) en kaleo (roepen). Het duidt op een groep mensen die bijeengeroepen wordt voor een bepaald doel of werk. (Zie Woordenlijst.) In deze context voorspelt Jezus de vorming van de christelijke gemeente, bestaande uit gezalfde christenen, die ‘als levende stenen worden opgebouwd tot een geestelijk huis’ (1Pe 2:4, 5). Dit Griekse woord is in de Septuaginta vaak gebruikt als equivalent voor het Hebreeuwse woord dat met ‘gemeente’ wordt weergegeven, waarmee vaak Gods hele volk wordt aangeduid (De 23:3; 31:30). In Han 7:38 worden de Israëlieten die uit Egypte werden geroepen een ‘gemeente’ genoemd. Zo bestaat ‘de gemeente van God’ uit christenen die ‘uit de duisternis geroepen’ en ‘uit de wereld uitgekozen’ zijn (1Kor 1:2; 1Pe 2:9; Jo 15:19).

het Graf: Of ‘Hades’, het collectieve graf van de mensheid. (Zie Woordenlijst.) De Bijbel zegt dat de doden zich binnen ‘de poorten van de dood’ (Ps 107:18) en ‘de poorten van het Graf’ (Jes 38:10) bevinden, wat betekent dat ze in de greep of macht van de dood zijn. Jezus belooft de overwinning op het Graf, wat wil zeggen dat ‘de poorten’ van het Graf zich zullen openen en de doden door middel van een opstanding zullen vrijlaten. Zijn eigen opstanding bevestigde de betrouwbaarheid van zijn belofte (Mt 16:21). Omdat de gemeente op Jezus gebouwd is, die de leden ervan uit de dood kan bevrijden, kan het Graf haar niet overwinnen of blijvend vasthouden (Han 2:31; Opb 1:18; 20:13, 14).

wat je ook bindt (...) wat je ook ontbindt: In deze context betekent binden kennelijk ‘als schuldig bezien’, ‘schuldig verklaren’ en betekent ontbinden ‘vrijspreken’, ‘onschuldig verklaren’. In het Grieks staat het voornaamwoord ‘je’ in het meervoud, wat erop duidt dat niet alleen Petrus maar ook anderen betrokken zouden zijn bij het uitvoeren van zulke beslissingen. (Vergelijk de aantekening bij Mt 16:19.)

zal al gebonden zijn (...) zal al ontbonden zijn: De ongebruikelijke werkwoordsconstructie in het Grieks (de toekomende tijd van ‘zijn’ gecombineerd met het voltooid lijdend deelwoord van ‘binden’ en ‘ontbinden’) duidt erop dat elke beslissing die de discipelen namen (‘wat je ook bindt’, ‘wat je ook ontbindt’), genomen zou worden nadat er in de hemel een overeenkomende beslissing was genomen. Elke beslissing van de discipelen zou die van de hemel volgen en daar niet aan voorafgaan. De discipelen zouden beslissingen nemen op basis van principes die al in de hemel waren vastgelegd. Het gaat niet om steun of goedkeuring vanuit de hemel voor beslissingen op aarde. Het betekent juist dat de discipelen leiding vanuit de hemel zouden krijgen, en het laat uitkomen dat die leiding nodig zou zijn om ervoor te zorgen dat de beslissingen op aarde in harmonie zijn met de beslissing die al in de hemel genomen is. (Vergelijk de aantekening bij Mt 16:19.)

sleutels van het Koninkrijk van de hemel: Als in de Bijbel staat dat iemand (letterlijke of figuurlijke) sleutels kreeg, werd hem een mate van gezag toevertrouwd (1Kr 9:26, 27; Jes 22:20-22). Zo werd ‘sleutel’ een symbool voor gezag en verantwoordelijkheid. Petrus gebruikte de ‘sleutels’ die hem werden toevertrouwd om voor de Joden (Han 2:22-41), de Samaritanen (Han 8:14-17) en de heidenen (Han 10:34-38) de gelegenheid te openen om Gods geest te ontvangen en het Koninkrijk van de hemel binnen te gaan.

bindt (...) ontbindt: Of ‘sluit (...) ontsluit’. Duidt blijkbaar op beslissingen waarmee bepaalde activiteiten of ontwikkelingen verboden of toegestaan worden. (Vergelijk de aantekening bij Mt 18:18.)

zal al gebonden zijn (...) zal al ontbonden zijn: De ongebruikelijke werkwoordsconstructie in het Grieks (de toekomende tijd van ‘zijn’ gecombineerd met het voltooid lijdend deelwoord van ‘binden’ en ‘ontbinden’) duidt erop dat elke beslissing die Petrus nam (‘wat je ook bindt’, ‘wat je ook ontbindt’), genomen zou worden nadat er in de hemel een overeenkomende beslissing was genomen. Zijn beslissing zou daar niet aan voorafgaan. (Vergelijk de aantekening bij Mt 18:18.)

de Christus: Petrus noemt Jezus hier ‘de Christus’ (Grieks: ho Christos), een titel die overeenkomt met ‘de Messias’ (van het Hebreeuwse masjiach). Beide woorden betekenen ‘gezalfde’. In het Grieks wordt ‘Christus’ hier voorafgegaan door het bepaald lidwoord, blijkbaar om Jezus’ ambt als de Messias te beklemtonen. (Zie aantekeningen bij Mt 1:1 en 2:4.)

de Christus: Zie aantekening bij Mt 16:16.

overpriesters: Het Griekse woord wordt weergegeven met ‘hogepriester’ als het in het enkelvoud staat en duidt op de belangrijkste vertegenwoordiger van het volk voor God. Het meervoud verwijst hier naar de voornaamste mannen van de priesterschap, onder wie voormalige hogepriesters en mogelijk de hoofden van de 24 priesterafdelingen.

schriftgeleerden: Het Griekse woord duidde oorspronkelijk op kopiisten van de Schrift, maar in de tijd van Jezus verwees het naar wetgeleerden en leraren van de wet.

Jezus: In enkele oude manuscripten staat ‘Jezus Christus’.

oudsten: Lett.: ‘oudere mannen’. In de Bijbel wordt het Griekse presbuteros voornamelijk gebruikt voor personen die gezag en verantwoordelijkheid dragen in een gemeenschap of natie. Hoewel de term soms duidt op leeftijd (zoals in Lu 15:25 en Han 2:17), wordt die niet uitsluitend toegepast op ouderen. Hier wordt het woord gebruikt voor de leiders van het Joodse volk, die vaak in één adem worden genoemd met de overpriesters en de schriftgeleerden. Het Sanhedrin bestond uit mannen uit deze drie groepen (Mt 21:23; 26:3, 47, 57; 27:1, 41; 28:12; zie Woordenlijst ‘Ouderling, oudste’).

overpriesters: Zie aantekening bij Mt 2:4 en Woordenlijst.

schriftgeleerden: Zie aantekening bij Mt 2:4 en Woordenlijst.

struikelblokken: Men denkt dat de oorspronkelijke betekenis van het Griekse woord skandalon, dat met ‘struikelblok’ wordt weergegeven, te maken had met een val. Sommigen zeggen dat het de stok in de val was waaraan het aas was bevestigd. Bij uitbreiding ging het verwijzen naar elke hindernis waarover iemand kon struikelen of vallen. In figuurlijke zin slaat het op een actie of situatie die ertoe leidt dat iemand voor verkeerd gedrag kiest, dat hij in moreel opzicht struikelt of valt of dat hij tot zonde vervalt. Het verwante werkwoord skandalizo, dat in Mt 18:8, 9 wordt weergegeven met ‘laat struikelen’, kan ook worden vertaald met ‘een strik wordt’, ‘laat zondigen’.

Ga achter mij: Jezus wees Petrus hier scherp terecht (Mr 8:33). Jezus wilde zich er door niets van laten afhouden de wil van zijn Vader te doen. Dit idioom wordt ook wel weergegeven met ‘Verdwijn uit mijn ogen!’ of ‘Ga weg!’ Zijn woorden hebben Petrus er misschien ook op gewezen wat zijn juiste plaats was: een volgeling die zijn Meester steunde. Hij moest geen struikelblok voor Jezus worden, geen belemmering op zijn pad.

Satan: Jezus zei hier niet dat Petrus te vergelijken was met Satan de Duivel maar noemde hem een tegenstander, wat de betekenis is van het Hebreeuwse woord satan. Misschien suggereerde Jezus dat Petrus door wat hij bij deze gelegenheid deed, liet zien dat hij zich door Satan had laten beïnvloeden.

struikelblok: Zie aantekening bij Mt 18:7.

zichzelf wegcijferen: Of ‘zichzelf verloochenen’, ‘ieder recht op zichzelf opgeven’. Hieruit blijkt iemands bereidheid om zichzelf volledig te verloochenen of het eigendomsrecht op zichzelf aan God af te staan. De Griekse uitdrukking kan worden weergegeven als ‘nee tegen zichzelf zeggen’, wat passend is omdat het kan inhouden dat iemand nee moet zeggen tegen zijn eigen verlangens, ambities of comfort (2Kor 5:14, 15). Mattheüs gebruikt hetzelfde Griekse werkwoord als hij beschrijft hoe Petrus zegt dat hij Jezus niet kent (Mt 26:34, 35, 75).

martelpaal: Of ‘terechtstellingspaal’. In het klassieke Grieks werd het woord stauros voornamelijk gebruikt voor een rechtopstaande paal. Soms werd het figuurlijk gebruikt voor het lijden, de schande, de martelingen en zelfs de dood die iemand onderging omdat hij een volgeling van Jezus was. (Zie Woordenlijst.)

leven: Of ‘ziel’. (Zie Woordenlijst.)

leven: Of ‘ziel’. (Zie Woordenlijst.)

leven: Zie aantekening bij Mt 16:25 en Woordenlijst ‘Ziel’.

Ik verzeker jullie: ‘Verzeker’ is een weergave van het Griekse amen, een transliteratie van het Hebreeuwse ʼamen, dat ‘zo zij het’ of ‘zeker’ betekent. Jezus gebruikt deze uitdrukking vaak om een uitspraak, een belofte of een profetie in te leiden en de absolute betrouwbaarheid ervan te beklemtonen. Dat Jezus het op die manier gebruikt is naar verluidt uniek in religieuze geschriften. Als het woord wordt herhaald (amen amen), zoals in het hele evangelie van Johannes, wordt Jezus’ uitdrukking vertaald met ‘echt, ik verzeker jullie’. (Zie aantekening bij Jo 1:51.)

Ik verzeker jullie: Zie aantekening bij Mt 5:18.

Media

Manden
Manden

In de Bijbel worden verschillende woorden gebruikt om diverse soorten manden te beschrijven. Het Griekse woord dat wordt gebruikt voor de 12 manden waarin het overgebleven eten werd verzameld nadat Jezus door een wonder zo’n 5000 mannen gevoed had, geeft aan dat het misschien om een relatief kleine tenen mand ging. Maar er wordt een ander Grieks woord gebruikt voor de zeven manden waarin het overgebleven eten werd verzameld nadat Jezus zo’n 4000 mannen had gevoed (Mr 8:8, 9). Dit woord duidt op een grote mand, en hetzelfde Griekse woord wordt gebruikt voor de mand waarin ze Paulus door een opening in de stadsmuur van Damaskus naar beneden lieten zakken (Han 9:25).

Van het Meer van Galilea naar Cesarea Filippi
Van het Meer van Galilea naar Cesarea Filippi

Jezus en zijn discipelen reisden per boot van Magadan naar Bethsaïda, aan de noordelijke oever van het Meer van Galilea (Mr 8:22). Dit meer ligt 210 m onder zeeniveau. Waarschijnlijk hebben ze een paar dagen gedaan over de 40 km naar Cesarea Filippi, dat 350 m boven zeeniveau lag. (Zie Appendix A7-E voor gedetailleerde kaarten van Jezus’ bediening.)