Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Is filantropie de oplossing?

Is filantropie de oplossing?

Is filantropie de oplossing?

HOEWEL het nieuws wordt gedomineerd door natuurrampen, armoede, hongersnood, ziekten en dreigende milieuproblemen, is er ook een positieve trend waargenomen: een toename in vrijgevigheid. Soms verschijnen er berichten in het nieuws over rijke personen die honderden miljoenen of zelfs miljarden dollars aan goede doelen schenken. Het is heel gewoon dat beroemdheden hun bekendheid gebruiken om aandacht te vragen voor ernstige problemen. Zelfs veel mensen met een bescheiden inkomen geven geld aan allerlei doelen. Maar in hoeverre kan vrijgevigheid een oplossing bieden, vooral op lange termijn?

Een gouden eeuw van geven?

Geven lijkt in sommige landen een groeiende trend. „Aan het begin van de 21ste eeuw zijn er meer [filantropische] stichtingen met meer financiële middelen in meer landen dan ooit”, staat in Global Civil Society 2004/5. Omdat er steeds meer rijken bij komen, is de verwachting dat het geven niet zal ophouden. Mensen zullen niet alleen meer hebben om te geven, maar naar verwachting zullen welgestelde mensen bij hun dood ook een groter deel van hun vermogen aan liefdadigheidsorganisaties schenken. Het is dan ook terecht dat het Britse weekblad The Economist zei dat we misschien wel op de drempel staan van „een gouden eeuw van de filantropie”.

Eén oorzaak van deze trend is dat regeringen in gebreke blijven de dringende problemen in de wereld aan te pakken. Een speciaal VN-gezant voor hiv/aids in Afrika noemde een „vacuüm aan politiek leiderschap” als één reden voor de toenemende betrokkenheid van bekende personen bij mondiale gezondheidskwesties. Of het nu gaat om problemen in verband met armoede, gezondheidszorg, het milieu, onderwijs of sociale rechtvaardigheid, vooral de rijken „ergeren zich steeds meer aan de gebrekkige inspanningen die op regerings- en internationaal niveau worden gedaan om zulke problemen aan te pakken of op te lossen”, schrijft Joel Fleishman (The Foundation: A Great American Secret — How Private Wealth Is Changing the World). Sommige rijke filantropen zijn ervan overtuigd dat er nu echt iets moet gebeuren en proberen het met methoden die hun in het zakenleven succes hebben gebracht.

De kracht van filantropie

Rond 1900 begon een eerdere zogenoemde gouden eeuw van de filantropie. Rijke industriëlen zoals Andrew Carnegie en John Rockefeller besloten hun vermogen te gebruiken om behoeftigen te helpen. Deze weldoeners beseften dat met traditionele liefdadigheid wel hongerigen werden gevoed en zieke kinderen werden behandeld, maar dat de onderliggende oorzaken niet werden aangepakt. Omdat ze inzagen dat er behoefte was aan een strategischer benadering van geven, richtten ze instellingen en stichtingen op om maatschappelijke veranderingen te bevorderen en onderzoek te financieren dat erop gericht was problemen met wortel en tak uit te roeien. Sinds die tijd zijn er over de hele wereld letterlijk tienduizenden van zulke organisaties ontstaan, en meer dan vijftig daarvan hebben een vermogen van ruim een miljard dollar.

Het valt niet te ontkennen dat daardoor veel goeds tot stand is gebracht. Talloze scholen, bibliotheken, ziekenhuizen, parken en museums zijn daar het bewijs van. Zo hebben ook programma’s om de opbrengst van oogsten te vergroten ertoe bijgedragen dat er in arme landen meer voedsel is. Dankzij donaties voor medisch onderzoek is er vooruitgang geboekt in de gezondheidszorg en zijn in sommige gevallen bepaalde ziekten, zoals gele koorts, uitgeroeid.

Nu problemen in de wereld worden bestreden met een grotere dringendheid en met meer middelen dan ooit, hebben veel mensen vertrouwen in een goede afloop. Een voormalig president van de VS zei in 2006 tegen een groep filantropen: „De impact die privégiften zullen hebben op het algemeen belang is niet te overschatten.”

Maar heel wat mensen zijn minder positief. Laurie Garrett, een deskundige op het gebied van mondiale gezondheidszorg, schreef: „Je zou denken dat met al dat geld in kas, de oplossingen voor veel gezondheidsproblemen in de wereld nu op zijn minst in zicht zijn. Maar dat is niet zo.” Enkele oorzaken zijn volgens haar geldverslindende bureaucratie, corruptie, gebrek aan samenwerking, en de tendens onder donateurs om te bepalen dat hun geld alleen maar voor één specifiek probleem, bijvoorbeeld aids, gebruikt mag worden.

Omdat er niet wordt samengewerkt en geld „voornamelijk bestemd is voor specifieke ziekten die veel in de publiciteit zijn in plaats van voor de volksgezondheid in het algemeen”, vindt Garrett dat „er een ernstig gevaar bestaat dat de huidige eeuw van vrijgevigheid niet alleen een teleurstelling wordt, maar dingen zelfs erger maakt”.

Waarom geld niet genoeg is

Het succes van filantropie zal, ongeacht het doel ervan, altijd beperkt zijn. Dat komt onder andere doordat noch geld noch een goede scholing een eind kan maken aan problemen als hebzucht, haat, vooroordeel, nationalisme, tribalisme en verkeerde religieuze opvattingen. En hoewel zulke dingen bijdragen aan de ellende van de mens, vormen ze niet de grondoorzaken ervan. Zoals de Bijbel naar voren brengt, zijn er fundamentelere factoren bij betrokken.

Eén daarvan is de menselijke onvolmaaktheid, ontstaan uit zonde (Romeinen 3:23; 5:12). Door onze onvolmaakte staat zijn we geneigd tot verkeerde gedachten en daden. „De neiging van ’s mensen hart is slecht van zijn jeugd af”, zegt Genesis 8:21. Miljoenen mensen geven toe aan die verkeerde neiging en laten zich in met seksuele immoraliteit of gebruiken drugs. Zulke dingen dragen op hun beurt weer bij aan de verspreiding van verschillende ziekten, waaronder aids. — Romeinen 1:26, 27.

Nog een grondoorzaak van menselijk lijden is het onvermogen van de mens om zichzelf doeltreffend te besturen. Jeremia 10:23 zegt dan ook dat „het niet aan de aardse mens is zijn weg te bepalen”. Het eerder genoemde „vacuüm aan politiek leiderschap” is een reden waarom veel filantropische organisaties regeringen nergens bij betrekken. De Bijbel legt uit dat het de bedoeling was dat mensen naar de Schepper zouden opzien als Regeerder in plaats van naar elkaar. — Jesaja 33:22.

Bovendien belooft de Bijbel dat de Schepper, Jehovah God, alle problemen waardoor de mens getroffen wordt, uit de wereld zal helpen. Hij heeft zelfs al belangrijke stappen in die richting ondernomen.

De grootste Filantroop

Het woord filantropie komt van een Grieks woord dat „liefde voor de mens” betekent. Niemand heeft grotere liefde voor de mens dan onze Schepper. Johannes 3:16 zegt: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” Jehovah heeft iets gegeven dat veel meer waard is dan geld om mensen te bevrijden uit de ijzeren greep van zonde en dood. Hij gaf zijn geliefde Zoon als „een losprijs in ruil voor velen” (Mattheüs 20:28). De apostel Petrus schreef over Jezus: „Hijzelf heeft in zijn eigen lichaam onze zonden gedragen aan de paal, opdat het voor ons met de zonden afgedaan zou zijn en wij voor rechtvaardigheid zouden leven. En ’door zijn striemen zijt gij gezond gemaakt’.” — 1 Petrus 2:24.

Jehovah heeft ook het probleem van leiderschap aangepakt. Hij heeft namelijk een wereldregering opgericht: Gods koninkrijk. Dit koninkrijk, dat vanuit de hemel regeert, zal alle slechte mensen verwijderen en vrede en harmonie op aarde brengen. — Psalm 37:10, 11; Daniël 2:44; 7:13, 14.

Door de fundamentele oorzaken van menselijk lijden grondig aan te pakken, zal God iets tot stand brengen wat het vermogen van alle mensen, individueel of collectief, ver te boven gaat. Om die reden zullen Jehovah’s Getuigen, in plaats van filantropische organisaties op te richten, hun tijd en financiële middelen, net als Jezus, liever besteden aan de bekendmaking van het „goede nieuws van [Gods] koninkrijk”. — Mattheüs 24:14; Lukas 4:43.

[Kader/Illustratie op blz. 21]

„God heeft een blijmoedige gever lief”

Deze Bijbelse uitspraak, uit 2 Korinthiërs 9:7, is een principe waardoor Jehovah’s Getuigen zich laten leiden. Door hun tijd, energie en materiële bezittingen ten behoeve van anderen te geven, proberen ze de volgende aansporing ter harte te nemen: „Laten wij liefhebben, niet met het woord noch met de tong, maar met de daad en in waarheid.” — 1 Johannes 3:18.

In noodsituaties, zoals bij natuurrampen, vinden de Getuigen het een voorrecht de slachtoffers te helpen. Toen het zuiden van de Verenigde Staten bijvoorbeeld getroffen werd door de orkanen Katrina, Rita en Wilma, kwamen vele duizenden bereidwillige Getuigen naar die gebieden om hulp te verlenen, ook bij de wederopbouw. Onder leiding van plaatselijke hulpverleningscomités repareerden en herbouwden de vrijwilligers ruim 5600 huizen van Jehovah’s Getuigen en 90 Koninkrijkszalen, vrijwel het totale aantal dat beschadigd was.

Jehovah’s Getuigen betalen geen tienden en collecteren niet. Hun werk wordt volledig ondersteund door vrijwillige bijdragen. — Mattheüs 6:3, 4; 2 Korinthiërs 8:12.

[Illustraties op blz. 19]

Geld kan de grondoorzaken van ziekte en lijden niet uitroeien

[Verantwoording]

© Chris de Bode/Panos Pictures