Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Aziatische nomaden — Stichters van een imperium

Aziatische nomaden — Stichters van een imperium

Aziatische nomaden — Stichters van een imperium

In Rusland heerste alom angst en verwarring. Als sprinkhanen trokken horden ruiters uit het oosten al moordend en plunderend over de steppen terwijl ze elk leger dat hun tegenstand bood uit de weg ruimden. Het enige deel van Rusland dat ontkwam was het vorstendom Novgorod. Vanuit deze stad schreef een verbijsterde geschiedschrijver dat het een invasie was door „onbekende stammen” die een vreemde taal spraken.

DE indringers waren de Mongolen, een volk dat afkomstig was van het hooggelegen steppegebied van wat tegenwoordig Mongolië is, in het midden en noordoosten van Azië. Hun bliksemsnelle veroveringen hebben vanaf het begin van de dertiende eeuw het gezicht van Azië en de helft van Europa veranderd. In slechts 25 jaar onderwierpen de Mongolen meer gebieden dan de Romeinen in vier eeuwen hadden overwonnen. Op het hoogtepunt van hun macht reikte hun gezag van Korea tot Hongarije en van Siberië tot India — het grootste aaneengesloten grondgebied uit de opgetekende geschiedenis!

De annalen van het betrekkelijk kort heersende Mongoolse Rijk werpen niet alleen licht op de geschiedenis van Azië en Europa maar onderstrepen ook de waarheid van wat de Bijbel zegt over de aard van de mens en hoe hij over zijn medemens heeft geheerst. Bijvoorbeeld: menselijke roem is nutteloos en vergankelijk (Psalm 62:9; 144:4), en ’de ene mens heeft over de andere mens geheerst tot diens nadeel’ (Prediker 8:9). In de Bijbel worden machtige politieke koninkrijken die proberen andere naties op een agressieve manier te overheersen, zinnebeeldig voorgesteld als wilde beesten. *

Wie waren de Mongolen?

De Mongolen waren tribale nomaden en geoefende ruiters die leefden van het hoeden van vee, de handel en de jacht. In tegenstelling tot de meeste andere volken (die slechts een klein percentage van hun mannen opleidden en uitrustten voor oorlogvoering) was bij de Mongolen vrijwel elke man met paard en boog een stoere, woeste krijger. En elke stam was onwankelbaar trouw aan zijn leider, die een chan werd genoemd.

Na twintig jaar strijd wierp één chan, Temudjin (ca. 1162-1227), zich op als de aanvoerder van zo’n 27 Mongoolse stammen. Later vochten moslims van Turkse origine (Tataren genoemd) schouder aan schouder met de Mongolen. Toen de Mongoolse oorlogsmachinerie in westelijke richting trok, noemden de doodsbenauwde Europeanen de indringers Tartaren. * In 1206, toen Temudjin net in de veertig was, gaven de Mongolen hem de titel Djingiz Chan, wat „sterke heerser” of „universeel heerser” betekent. Hij stond ook bekend als de grootchan.

De horden boogschutters van Djingiz Chan vielen rijdend op hun paarden met grote snelheid en felheid aan, vaak op verscheidene fronten en verspreid over duizenden kilometers. Militair gezien „kon hij zich meten met Alexander de Grote of Napoleon I”, zegt de Engelse Encarta. De Perzische historicus Juzjani, een tijdgenoot van Djingiz Chan, beschreef hem als iemand die „een grote mate van energie, inzicht, genialiteit en intelligentie had”. Hij noemde hem ook „een moordenaar”.

Buiten Mongolië

Het noorden van China werd bezet door de Mantsjoes, die hun dynastie de Tjin- of Gouden dynastie noemden. Om bij het gebied van de Mantsjoes te komen, trokken de Mongolen de onherbergzame Gobiwoestijn door, wat geen grote belemmering was voor nomaden die in geval van nood op de melk en het bloed van paarden konden overleven. Hoewel Djingiz Chan zijn bewind uitbreidde naar China en Mantsjoerije, sleepten de gevechten zich zo’n twintig jaar voort. Uit China haalde hij wetenschappers, ambachtslieden, kooplieden en ingenieurs die katapulten, andere belegeringswerktuigen, en bommen van buskruit konden maken.

Nadat Djingiz Chan zich had verzekerd van de controle over de zijderoute, die een verbinding vormde met verder naar het westen gelegen landen, knoopte hij handelsbetrekkingen aan met de Turkse sultan Mohammed. De sultan heerste over een groot aangrenzend rijk dat het huidige Afghanistan, Oezbekistan, Tadzjikistan, Turkmenistan en het grootste deel van Iran besloeg.

In 1218 arriveerde er aan de grens van het rijk van de sultan een Mongoolse delegatie die deed alsof ze geïnteresseerd was in handel. Maar de plaatselijke bestuurder liet hen terechtstellen, wat de aanzet was tot de eerste Mongoolse invasie van een moslimland. In de daaropvolgende drie jaar werden steden en velden systematisch geplunderd en in brand gestoken door de Mongolen, die naar verluidt talrijker waren dan mieren. De onderdanen van de sultan werden afgeslacht, met uitzondering van degenen die vaardigheden bezaten waarin de Mongolen geïnteresseerd waren.

Een Mongools leger van naar schatting 20.000 krijgers reed vervolgens door Azerbeidzjan en Georgië naar de steppen ten noorden van Kaukasië en versloeg daarbij elk leger dat het tegenkwam, met inbegrip van een Russisch leger van 80.000 man. Tijdens een veldtocht van zo’n 13.000 kilometer trokken de Mongolen om de Kaspische Zee, in wat sommigen nu beschouwen als een van de grootste ruiterijprestaties uit de geschiedenis. De aaneenschakeling van hun veroveringen schiep een precedent voor de toekomstige invasie van Oost-Europa door latere Mongoolse heersers.

De opvolgers van Djingiz Chan

Ögedei, de derde van vier zoons van Djingiz Chan bij zijn voornaamste echtgenote, werd de volgende grootchan. Hij liet zijn macht gelden in de veroverde landen, ontving schatting van vazalstaten en voltooide de verovering van de Tjindynastie in het noorden van China.

Om het rijk te onderhouden en de weelderige leefstijl waaraan de Mongolen gewend waren geraakt in stand te houden, besloot Ögedei ten slotte opnieuw ten strijde te trekken, maar nu tegen landen die nog niet geplunderd waren. Hij voerde op twee fronten een aanval uit: tegen Europese landen in het westen en tegen de Soengdynastie in het zuiden van China. De Europese veldtocht was een succes maar de andere niet. Ondanks een paar overwinningen slaagden de Mongolen er niet in het voornaamste grondgebied van de Soeng te veroveren.

Een veldtocht naar het westen

In 1236 trokken zo’n 150.000 krijgers in westelijke richting naar Europa. Eerst richtten ze zich op de streken langs de rivier de Wolga; vervolgens vielen ze Russische stadstaten aan en legden Kiëv in de as. De Mongolen beloofden de steden te sparen als de mensen hun een tiende van alles zouden geven. Maar de Russen gingen liever de strijd aan. Met gebruik van katapulten bekogelden de Mongolen de vijand met stenen, salpeter en brandende nafta. Als er een bres in de stadsmuren werd geslagen, stroomden de indringers binnen en richtten zo’n bloedbad aan dat, zoals een historicus het verwoordde, „er geen oog open bleef om de doden te bewenen”.

De Mongoolse legers teisterden Polen en Hongarije en kwamen in de buurt van de grens met wat nu Duitsland is. West-Europa bereidde zich voor op een aanval, maar die heeft nooit plaatsgevonden. In december 1241 stierf Ögedei Chan, kennelijk in benevelde toestand. De Mongoolse bevelhebbers haastten zich daarom terug naar hun hoofdstad, Karakoroem, op zo’n zesduizend kilometer afstand, om een nieuwe vorst te kiezen.

Ögedeis zoon Güjük werd zijn opvolger. Een Italiaanse frater, die vijftien maanden door het Mongoolse Rijk had gereisd om een brief van paus Innocentius IV te bezorgen, was aanwezig bij de kroning van Güjük. De paus wilde de garantie dat er in Europa geen nieuwe invasies zouden plaatsvinden en drong er bij de Mongolen op aan het christendom te aanvaarden. Güjük beloofde niets. In plaats daarvan liet hij de paus weten dat hij met een delegatie koningen moest komen om de chan hulde te brengen!

Nog een aanval, op twee fronten

De volgende grootchan was Möngke, die in 1251 op de troon kwam. Hij en zijn broer Koebilai voerden aanvallen uit op de Soengdynastie in het zuiden van China, terwijl een ander leger naar het westen trok. Het laatstgenoemde leger verwoestte Bagdad en dwong Damaskus tot capitulatie. De zogenoemde christenen die kruistochten hadden gevoerd tegen de moslims vonden het prachtig, en de ’christenen’ in Bagdad beroofden en vermoordden hun moslimburen.

Op dat beslissende moment, toen het erop leek dat de Mongolen op het punt stonden de moslimwereld te vernietigen, vond er een herhaling van de geschiedenis plaats. Er kwam een bericht dat Möngke was gestorven. Opnieuw keerden de indringers terug naar huis en dit keer bleven er slechts tienduizend man aan het front achter. Kort daarna werd deze ontoereikende strijdmacht door een leger uit Egypte verslagen.

De aanval in het zuiden van China op de rijke Soengdynastie had wel succes. Koebilai Chan bestempelde zichzelf als de stichter van een nieuwe Chinese dynastie die hij Juan noemde. De plaats van zijn nieuwe hoofdstad staat nu bekend als Peking. Nadat Koebilai de resterende ondersteuners van de Soengdynastie in de tweede helft van de dertiende eeuw had verslagen, heerste hij over een China dat voor het eerst sinds de val van de Tangdynastie in 907 verenigd was.

De val en ondergang van het rijk

In het begin van de veertiende eeuw raakte het machtige Mongoolse Rijk in verval. Daarvoor zijn veel oorzaken aan te wijzen. Om te beginnen werd het rijk door de machtsstrijd onder de nakomelingen van Djingiz Chan verdeeld in een aantal chanaten. Bovendien werden de Mongolen steeds meer opgenomen in enkele van de beschavingen die ze hadden veroverd. In China werd de autoriteit van de nakomelingen van Koebilai Chan verzwakt door een machtsstrijd. In 1368 brachten de Chinezen, die de onbekwame heersers, de corruptie en de hoge belastingen beu waren, de machthebbers van de Juandynastie ten val en dwongen hen terug te keren naar Mongolië.

Net als van een letterlijke wervelwind kan er van het Mongoolse Rijk gezegd worden dat het snel kwam, even duurde en weer wegtrok. Toch heeft het zijn sporen nagelaten in de geschiedenis van Europa en Azië, met inbegrip van de eenwording van Mongolië en van China. De Mongolen in de huidige tijd beschouwen de eerste chan, Djingiz Chan, dan ook als de vader des vaderlands.

[Voetnoten]

^ ¶4 Merk op hoe in de volgende Bijbelpassages wordt verwezen naar beesten en politieke heerschappij of politiek bestuur: Daniël 7:6, 12, 17, 23; 8:20-22; Openbaring 16:10; 17:3, 9-12.

^ ¶7 De Europeanen dachten dat de Tataren duivels uit „Tartarus” waren en noemden de indringers daarom Tartaren (2 Petrus 2:4).

[Kader/Illustratie op blz. 13]

Van verovering tot handel

De door Koebilai Chan gestichte Juandynastie bevorderde tijdens haar bloeitijd de handel en het reizen. Dat leidde tot een ontwikkeling die wel „de grootste commerciële groei in de Europees-Aziatische geschiedenis” is genoemd. Dit was het tijdperk van de grote Venetiaanse ontdekkingsreiziger Marco Polo (1254-1324). * Arabische, Perzische, Indiase en Europese kooplieden die over land en per schip reisden, brachten paarden, tapijten, edelstenen en specerijen mee en ruilden die voor keramiek, lakwerk en zijde.

In 1492 voer Christophorus Columbus, met een kopie van het reisverslag van Marco Polo binnen handbereik, vanuit Europa naar het westen, in de hoop de handelsbetrekkingen met het Mongoolse hof te herstellen. Wat hij echter niet wist, was dat het rijk ruim een eeuw daarvoor had opgehouden te bestaan. Door de val van dat rijk was alle communicatie weggevallen en de moslims blokkeerden de wegen van Europa naar het oosten.

[Voetnoot]

^ ¶33 Zie voor een verslag van de reis van Marco Polo naar China de Ontwaakt! van 8 juni 2004.

[Kader/Illustratie op blz. 14]

Bekend om hun religieuze tolerantie

Hoewel de Mongolen uit vroeger tijd animistisch waren, hadden ze een tolerante houding ten opzichte van andere religies. Het boek The Devil’s Horsemen legt uit dat westerlingen die de Mongoolse hoofdstad Karakoroem binnenkwamen, niet alleen verbaasd stonden over haar rijkdom maar ook over de godsdienstvrijheid die er heerste. Kerken, moskeeën en tempels stonden er naast elkaar.

De nestorianen, die zich van de Byzantijnse of oosterse kerk hadden afgescheiden, introduceerden een godsdienst bij de Mongolen die in naam christelijk was. Ze maakten ook veel bekeerlingen onder de Turkse clans in Azië, met wie de Mongolen in contact kwamen. Enkele vrouwelijke bekeerlingen trouwden zelfs met leden van het Mongoolse vorstenhuis.

De Mongolen in deze tijd hangen allerlei geloofsrichtingen aan. Volgens schattingen is 30 procent van de bevolking animist, 23 procent lamaïst (Tibetaans boeddhist) en 5 procent moslim. De rest van de bevolking is overwegend niet-religieus.

[Kaart op blz. 15]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Reikwijdte van het Mongoolse Rijk

HONGARIJE

RUSLAND

Kiëv

Wolga

SIBERIË

Kaspische Zee

Damaskus

IRAN

Bagdad

OEZBEKISTAN

MONGOLIË

Karakoroem

Gobiwoestijn

KOREA

CHINA

Peking

INDIA

Novgorod

[Illustratie op blz. 15]

Een kudde paarden (Mongolië)

[Illustratie op blz. 15]

Djingiz Chan

[Illustratieverantwoording op blz. 12]

Bildarchiv Preussischer Kulturbesitz/Art Resource, NY

[Illustratieverantwoording op blz. 15]

Scenic: © Bruno Morandi/age fotostock; Genghis Khan: © The Stapleton Collection/The Bridgeman Art Library