Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Dankbaar ondanks tragedies — Hoe de Bijbel me geholpen heeft te volharden

Dankbaar ondanks tragedies — Hoe de Bijbel me geholpen heeft te volharden

Dankbaar ondanks tragedies — Hoe de Bijbel me geholpen heeft te volharden

Verteld door Enrique Caravaca Acosta

Het was 15 april 1971. Ik was op weg om mijn familie te bezoeken op onze familieboerderij. Omdat ik al een tijdje niet meer thuis was geweest, zag ik er heel erg naar uit iedereen weer te zien. Ik vroeg me af of ze allemaal thuis zouden zijn en wie ik als eerste zou treffen. Tot mijn grote afschuw trof ik bij mijn aankomst vier mensen aan die vermoord waren — onder wie mijn moeder!

IK WAS echt helemaal geschokt. Wat was er gebeurd? Wat moest ik doen? Er was verder niemand in de buurt. Ik was in de war en voelde me machteloos. Maar voordat ik verder ga met mijn verhaal, zal ik wat over mijn achtergrond vertellen. Dat maakt het makkelijker mijn gevoelens bij dit voorval en bij andere tragedies in mijn leven te begrijpen.

We vinden de waarheid

Ik ben geboren in Quirimán, in de buurt van Nicoya (Costa Rica). Ik woonde bij mijn ouders op onze familieboerderij. Hoewel we katholiek waren, waren we niet tevreden met bepaalde leerstellingen en hadden we veel onbeantwoorde vragen.

Op een ochtend in 1953 — ik was toen 37 — kwam een man die Anatolio Alfaro heette, bij ons langs en moedigde ons aan de Bijbel te bestuderen. Hij liet ons veel teksten lezen en onderwees ons Bijbelse leringen. Mijn vader, mijn moeder, een van mijn broers, mijn zus, haar vriendin die bij ons logeerde en ik zaten allemaal te luisteren. Het gesprek duurde de hele dag en ging tot diep in de nacht door. We hadden heel wat vragen.

Anatolio bracht de nacht bij ons door en bleef ook de volgende dag nog. We vonden de dingen die we hoorden geweldig en werden nog enthousiaster toen onze vragen rechtstreeks uit de Bijbel werden beantwoord. Dat gesprek had grote invloed op ons. We dachten na over wat we geleerd hadden, en we wisten dat we de waarheid hadden gevonden. Anatolio liet wat Bijbelse tijdschriften en boeken bij ons achter. ’s Avonds lazen en bestudeerden we die samen als gezin. Dat was niet eenvoudig, want we hadden geen elektriciteit. Ook namen we voordat we met studeren begonnen, elk een grote jutezak en bedekten daarmee onze voeten en benen om ze tegen de muggen te beschermen.

Zes maanden later werden vijf leden van ons gezin, onder wie mijn ouders en ik, gedoopt. Enthousiast begonnen we van huis tot huis te gaan om anderen te vertellen wat we geleerd hadden. We reisden zo’n twee uur te voet en soms te paard naar Carrillo om daar met een groep Getuigen van Jehovah bijeen te komen. Anatolio kwam nog steeds bij ons langs om de Bijbel met ons te bestuderen. Later werden er in ons huis christelijke bijeenkomsten gehouden, die door ongeveer acht mensen werden bijgewoond. Iedereen werd uiteindelijk gedoopt. Het duurde niet lang of dat groepje groeide uit tot een kleine gemeente van ongeveer twintig personen.

Meer tijd besteden aan Gods werk

Na verloop van tijd nodigde het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in Costa Rica degenen die daartoe in staat waren uit te gaan pionieren, wat wil zeggen dat iemand het grootste deel van zijn tijd aan de prediking besteedt. In 1957 aanvaardde ik die uitnodiging en begon ik te pionieren. Het werk was op zijn zachtst gezegd heel boeiend. Vaak liep ik urenlang in mijn eentje door plattelandsgebieden om mensen te bereiken. Sommigen waren niet blij met mijn komst. Ik kan me herinneren dat ik minstens drie keer bedreigd ben door mannen met machetes die wilden weten wie ik was en wat ik aan het doen was.

In die tijd waren de meeste wegen gewoon paden door de wildernis, waardoor mensen moeilijk te bereiken waren. Bepaalde gebieden waren alleen maar te paard bereikbaar. We waadden door rivieren en brachten af en toe de nacht onder de sterren door. Zwermen muggen maakten ons het leven zuur. Ook moesten we oppassen voor slangen en krokodillen. Ondanks dat alles genoot ik er intens van mensen te helpen meer over Jehovah God te leren. Als ik thuiskwam, was ik altijd blij en tevreden dat ik Bijbelse waarheden aan anderen had kunnen vertellen. Terwijl ik predikte en elke dag de Bijbel bestudeerde, werd mijn liefde voor Jehovah God steeds groter en mijn band met hem veel hechter.

Na verloop van tijd kreeg ik meer voorrechten. Ruim tien jaar heb ik als reizend opziener gediend, wat wil zeggen dat ik elke week een andere gemeente in een bepaald gebied bezocht en versterkte. Hoewel ik door gezondheidsproblemen genoodzaakt was dat dienstvoorrecht op te geven, bleef ik van de bediening genieten en er het grootste deel van mijn tijd aan besteden.

Een tragedie

Terwijl ik in 1971 in Nicoya diende, ging ik mijn familie opzoeken. Toen ik het huis binnenkwam, zag ik mijn tachtigjarige moeder op de grond liggen. Ze had schot- en steekwonden. Ik boog voorover en merkte dat ze nog ademde. Enkele ogenblikken later stierf ze in mijn armen. Ik keek om me heen en zag in de keuken de kokkin liggen, die acht maanden zwanger was. Ook zij was dood. En alsof dat nog niet genoeg was, vond ik een geloofsgenoot uit de plaatselijke gemeente dood in de gang en het zoontje van de kokkin dood in de badkamer. Ze waren allemaal beestachtig vermoord met een mes en een pistool. Wie kon zoiets gruwelijks doen, en waarom?

Toen ik naar buiten ging, trof ik mijn vader aan. Hij was in het hoofd geschoten maar leefde nog! Ik haastte me naar het huis van mijn broer, zo’n vijftien minuten daarvandaan, en kwam erachter dat nog een vrouw en haar zoon vermoord waren. Ik was geschokt te horen dat de moordenaar mijn zeventienjarige neefje was, die geen Getuige van Jehovah was en geestesziek was! Hij was op de vlucht geslagen. Daarmee begon de grootste klopjacht in de geschiedenis van Costa Rica.

Het verhaal werd landelijk nieuws. Na zeven dagen vond de politie de moordenaar, die gewapend was met een groot mes en een pistool dat iemand hem verkocht had terwijl hij wist dat de jongen mentaal en emotioneel in de war was. Mijn neef werd neergeschoten toen ze hem probeerden te arresteren.

Velen hadden me aangeraden om tijdens de klopjacht de omgeving te ontvluchten uit angst dat mijn neefje zou terugkeren om mij wat aan te doen. Ik ging hierover in gebed omdat ik vond dat de overlevenden van mijn familie en de gemeente me nodig hadden. Daarop besloot ik te blijven.

De ene tragedie na de andere

Droevig genoeg stierf mijn vader een jaar later. Het jaar daarop werd mijn zus, een trouwe aanbidster van Jehovah God, vermoord tijdens een ander incident, dat losstond van het vorige. Opnieuw was de hele familie geschokt door het verlies van een familielid. Het gevoel van verlies en het leed dat wij en onze vrienden ervaren hebben, is met geen pen te beschrijven. Tijdens die pijnlijke ervaring vertrouwde ik volledig op Jehovah en smeekte ik hem constant om kracht.

In 1985 woonde ik een driedaagse cursus voor ouderlingen bij in de hoofdstad San José. Aan het eind van de cursus was ik geestelijk opgebouwd. Op maandag vertrok ik vroeg in de ochtend om de bus naar huis te nemen. Onderweg naar het busstation werd ik overvallen door misdadigers, die mijn keel dichtknepen en me beroofden. Het gebeurde allemaal zo snel dat ik hun gezichten niet kon zien. Door dat incident kan ik niet meer op de gebruikelijke Costa Ricaanse manier communiceren. Hier in de provincie Guanacaste is het de gewoonte dat mannen schreeuwen of roepen als ze elkaar tegenkomen en begroeten of gewoon om hun aanwezigheid aan te kondigen. Ik was altijd goed geweest in roepen, maar na die overval lukte me dat niet meer.

In 1979 was ik met Celia getrouwd, een Getuige uit een naburige gemeente. Celia hield van de Bijbel. Elke dag lazen en bestudeerden we samen de Bijbel. Droevig genoeg is ze in juli 2001 aan kanker overleden. Soms voel ik me eenzaam, maar de opstandingshoop geeft me kracht (Johannes 5:28, 29).

Vreugdevol ondanks beproevingen

Hoewel ik misschien meer tragische gebeurtenissen in mijn leven heb meegemaakt dan vele anderen, zie ik die beproevingen als gelegenheden om Jehovah te tonen dat ik geloof in hem stel en hem trouw ben (Jakobus 1:13). Om me te helpen die gebeurtenissen evenwichtig te blijven bezien, herinner ik mezelf er steeds weer aan dat „tijd en onvoorziene gebeurtenissen” ons allemaal treffen (Prediker 9:11). Ook houd ik in gedachte dat dit ’kritieke tijden zijn, die moeilijk zijn door te komen’, want mensen zijn heftig, gewelddadig en zonder zelfbeheersing (2 Timotheüs 3:1-5). Bovendien denk ik steeds aan het voorbeeld van Job. Ondanks al zijn ellende — het verlies van zijn kinderen, gezondheid en middelen van bestaan — zei Job vastberaden: „De naam van Jehovah blijve gezegend worden.” En Jehovah beloonde Job overvloedig voor zijn rechtschapenheid (Job 1:13-22; 42:12-15). Al die gedachten uit de Bijbel helpen me om ondanks mijn vele beproevingen vreugdevol te blijven.

Jehovah heeft me altijd geholpen hem in mijn leven op de eerste plaats te stellen. Elke dag in de Bijbel lezen is een bron van grote troost en heeft me de kracht gegeven te volharden. Door tot Jehovah te bidden, ervaar ik „de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat” (Filippenzen 4:6, 7). Dat geeft me innerlijke rust. Ook het bijwonen van christelijke bijeenkomsten en er een aandeel aan hebben, is geloofversterkend voor me (Hebreeën 10:24, 25).

Hoewel ik op leeftijd ben, dank ik Jehovah dat ik nog steeds de kracht heb om met mijn geloofsgenoten samen te werken, met mensen de Bijbel te bestuderen en een aandeel aan de prediking te hebben. Dat ik anderen op die manieren kan dienen, geeft me de kracht om met wanhoop om te gaan. Ondanks de vele tragedies in mijn leven ben ik Jehovah uit het diepst van mijn hart dankbaar. *

[Voetnoot]

^ ¶26 Enrique Caravaca Acosta is twee jaar nadat dit levensverhaal werd ingezonden, op negentigjarige leeftijd overleden.

[Inzet op blz. 20]

Elke dag in de Bijbel lezen is een bron van grote troost en heeft me de kracht gegeven te volharden

[Illustratie op blz. 19]

Een van de eerste keren dat ik een Bijbelse toespraak hield

[Illustratie op blz. 20]

Tijdens de prediking