Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wandel in rechtschapenheid

Wandel in rechtschapenheid

Wandel in rechtschapenheid

„Wat mij betreft, ik zal in mijn rechtschapenheid wandelen.” — PSALM 26:11.

1, 2. (a) Waarom is de rechtschapenheid van de mens een belangrijk onderdeel van de strijdvraag inzake Gods soevereiniteit? (b) Hoe kunnen met verstand begiftigde schepselen laten zien dat ze Jehovah’s soevereiniteit hoog houden?

TOEN Satan in de hof van Eden in opstand kwam, wierp hij de universele strijdvraag op inzake de rechtmatigheid van Gods soevereiniteit over al Zijn schepselen. Enige tijd later beweerde hij dat mensen God alleen zouden dienen als ze daar voordeel bij hadden (Job 1:9-11; 2:4). Daarmee is de rechtschapenheid van de mens een belangrijk onderdeel geworden van de strijdvraag inzake Jehovah’s universele soevereiniteit.

2 Hoewel Gods soevereiniteit niet afhangt van de rechtschapenheid van zijn schepselen, kunnen mensen en geestenzonen van God wel laten zien welk standpunt ze in verband met deze strijdvraag innemen. Hoe? Door er al dan niet voor te kiezen in rechtschapenheid te wandelen. Iemands rechtschapenheid is daarom een deugdelijke basis om hem of haar te beoordelen.

3. (a) Wat wilden Job en David door Jehovah laten onderzoeken en beoordelen? (b) Welke vragen rijzen er over rechtschapenheid?

3 Job zei vol vertrouwen: ’Jehovah zal mij op een nauwkeurige weegschaal wegen en God zal mijn rechtschapenheid te weten komen’ (Job 31:6). Koning David van het oude Israël vroeg Jehovah zijn rechtschapenheid te onderzoeken toen hij bad: „Richt mij, o Jehovah, want ik voor mij heb in mijn eigen rechtschapenheid gewandeld, en op Jehovah heb ik vertrouwd, opdat ik niet wankel” (Psalm 26:1). Wat is het belangrijk dat ook wij in rechtschapenheid wandelen! Maar wat is rechtschapenheid, en wat wil het zeggen erin te wandelen? Wat zal ons helpen onze rechtschapenheid te bewaren?

’Ik heb in mijn rechtschapenheid gewandeld’

4. Wat is rechtschapenheid?

4 In rechtschapenheid ligt oprechtheid, integriteit, rechtvaardigheid en onberispelijkheid opgesloten. Maar bij rechtschapenheid is meer betrokken dan doen wat juist is. Het is morele zuiverheid of het bezitten van een hart dat God onverdeeld is toegewijd. Satan trok Jobs motieven in twijfel toen hij tegen God zei: „Steek voor de verandering alstublieft uw hand eens uit en tast [Job] tot in zijn gebeente en zijn vlees aan en zie eens of hij u niet recht in uw gezicht zal vervloeken” (Job 2:5). Naast juiste daden vergt rechtschapenheid de juiste motivatie vanuit het hart.

5. Waaruit blijkt dat er geen volmaaktheid van onze kant nodig is om onze rechtschapenheid te bewaren?

5 Om onze rechtschapenheid te bewaren hoeven we echter niet volmaakt te zijn. Koning David was onvolmaakt en beging in zijn leven verscheidene grote fouten. Toch zegt de bijbel over hem dat hij wandelde „met rechtschapenheid van hart” (1 Koningen 9:4). Waarom? Omdat David Jehovah liefhad. Zijn hart was God toegewijd. Hij erkende zijn fouten prompt, aanvaardde terechtwijzing en corrigeerde zijn wegen. Davids rechtschapenheid blijkt ontegenzeglijk uit zijn onverdeelde toewijding aan zijn God, Jehovah, en zijn innige liefde voor hem. — Deuteronomium 6:5, 6.

6, 7. Wat is er bij wandelen in rechtschapenheid betrokken?

6 Rechtschapenheid is niet beperkt tot een bepaald aspect van het menselijk gedrag, zoals religieuze verering. Het omvat onze hele manier van leven. David ’wandelde’ in zijn rechtschapenheid. „Het werkwoord ’wandelen’ impliceert een ’levenswandel’ of ’leefstijl’”, zegt The New Interpreter’s Bible. Over degenen die „onberispelijk zijn in hun weg” zong de psalmist: „Gelukkig zijn degenen die [Gods] vermaningen in acht nemen; met geheel het hart blijven zij hem zoeken. Waarlijk, zij hebben geen onrechtvaardigheid beoefend. Zijn wegen hebben zij bewandeld” (Psalm 119:1-3). Rechtschapenheid vereist dat we ons constant verdiepen in Gods wil en zijn wegen bewandelen.

7 In rechtschapenheid wandelen vergt loyale gehechtheid aan God, zelfs onder ongunstige omstandigheden. Als we volharden onder beproevingen, ondanks tegenslagen standvastig blijven en weerstand bieden aan de verleidingen van de goddeloze wereld, tonen we dat we rechtschapen zijn. We ’verheugen Jehovah’s hart’ omdat hij een antwoord kan geven aan degene die hem hoont (Spreuken 27:11). Met reden kunnen we dus net als Job het besluit nemen: „Totdat ik de laatste adem uitblaas, zal ik mijn rechtschapenheid niet van mij laten wijken!” (Job 27:5) De 26ste Psalm laat zien wat ons zal helpen in rechtschapenheid te wandelen.

„Louter mijn nieren en mijn hart”

8. Wat leren we van Davids dringende verzoek of Jehovah zijn nieren en zijn hart wilde onderzoeken?

8 David bad: „Onderzoek mij, o Jehovah, en stel mij op de proef; louter mijn nieren en mijn hart” (Psalm 26:2). De nieren liggen diep in het lichaam. Figuurlijk gesproken vertegenwoordigen de nieren iemands diepste gedachten en gevoelens. En het figuurlijke hart is de totale innerlijke mens — zijn motivatie, gevoelens en intellect. Toen David aan Jehovah vroeg hem te onderzoeken, bad hij of Jehovah zijn diepste gedachten en gevoelens aan een grondig en nauwkeurig onderzoek wilde onderwerpen.

9. Op welke manier loutert Jehovah onze figuurlijke nieren en ons figuurlijke hart?

9 David vroeg om een loutering van zijn nieren en zijn hart. Hoe loutert Jehovah het innerlijk van een mens? David zong: „Ik zal Jehovah zegenen, die mij raad gegeven heeft. Waarlijk, in de nachten hebben mijn nieren mij gecorrigeerd” (Psalm 16:7). Wat betekent dat? Het betekent dat Gods raad tot in Davids diepste wezen doordrong en zich daar nestelde, zodat zijn diepste gedachten en gevoelens werden gecorrigeerd. Dat kan ook bij ons gebeuren als we met waardering nadenken over de raad die we via Gods Woord, zijn vertegenwoordigers en zijn organisatie ontvangen en toelaten dat die zich diep in ons nestelt. Regelmatig tot Jehovah bidden of hij ons op die manier wil louteren, zal ons helpen in rechtschapenheid te wandelen.

„Uw liefderijke goedheid staat mij voor ogen”

10. Wat hielp David om in Gods waarheid te wandelen?

10 „Uw liefderijke goedheid staat mij voor ogen,” vervolgde David, „en ik heb in uw waarheid gewandeld” (Psalm 26:3). David was goed op de hoogte van Gods daden van liefderijke goedheid en hij mediteerde daar met waardering over. „Zegen Jehovah, o mijn ziel,” zong hij, „en vergeet niet al zijn daden.” Met een van Gods „daden” in gedachten vervolgde David: „Jehovah volvoert daden van rechtvaardigheid en rechterlijke beslissingen voor allen die te kort worden gedaan. Hij maakte aan Mozes zijn wegen bekend, zijn handelingen zelfs aan de zonen van Israël” (Psalm 103:2, 6, 7). Misschien dacht David daarbij aan de manier waarop de Egyptenaren de Israëlieten te kort deden in de dagen van Mozes. Als dat inderdaad zo was, moet Davids hart zijn geraakt toen hij erover nadacht hoe Jehovah aan Mozes bekendmaakte welke stappen hij zou ondernemen om hen te bevrijden, en zal hij erdoor gesterkt zijn in zijn besluit om in Gods waarheid te wandelen.

11. Wat kan ons helpen in rechtschapenheid te wandelen?

11 Door geregeld Gods Woord te bestuderen en te mediteren over wat we eruit leren, worden ook wij geholpen in rechtschapenheid te wandelen. Als we ons bijvoorbeeld herinneren dat Jozef op de vlucht ging voor de immorele avances van de vrouw van Potifar, zal dat ons beslist aanmoedigen te vluchten voor soortgelijke avances op ons werk, op school of elders (Genesis 39:7-12). Of stel dat we verlokt worden door mogelijkheden om materiële voorspoed of een invloedrijke positie en aanzien in de wereld om ons heen te verwerven. Dan hebben we het voorbeeld van Mozes, die de pracht en praal van Egypte afwees (Hebreeën 11:24-26). Stilstaan bij de volharding van Job zal ons ongetwijfeld nog vastberadener maken om ondanks ziekten en tegenslagen loyaal aan Jehovah te blijven (Jakobus 5:11). En als we met vervolging te maken krijgen? Dan zal de gedachte aan Daniëls ervaring in de leeuwenkuil ons met moed bezielen! — Daniël 6:16-22.

„Ik heb niet neergezeten met mensen van onwaarheid”

12, 13. Wat voor omgang moeten we vermijden?

12 David noemde nog een andere factor die zijn rechtschapenheid versterkte toen hij zei: „Ik heb niet neergezeten met mensen van onwaarheid; en bij hen die verbergen wat zij zijn, treed ik niet binnen. Ik heb de gemeente der boosdoeners gehaat, en met de goddelozen zit ik niet neer” (Psalm 26:4, 5). David wilde gewoon niet met goddelozen omgaan. Hij haatte slechte omgang.

13 En wij? Weigeren we om via tv-programma’s, video’s, films, internetsites of op andere manieren met mensen van onwaarheid om te gaan? Blijven we uit de buurt van mensen die verbergen wat ze zijn? Op school of op ons werk kunnen er mensen zijn die met slinkse bedoelingen voorgeven onze vrienden te zijn. Willen we werkelijk nauwe banden aanknopen met personen die niet in Gods waarheid wandelen? Ook afvalligen beweren misschien wel oprecht te zijn, maar hun eigenlijke bedoeling is ons van het dienen van Jehovah af te brengen. Zelfs in de christelijke gemeente kunnen er personen zijn die een dubbelleven leiden. Ook die verbergen wat ze werkelijk zijn. Jayson, die nu dienaar in de bediening is, had zulke vrienden toen hij jong was. Hij zegt over hen: „Op een dag zei een van hen tegen me: ’Het maakt niet uit wat we nu doen. Als het nieuwe samenstel van dingen komt, gaan we dood, en wat dan nog? We zullen helemaal niet weten wat we missen.’ Dat soort gepraat heeft me wakker geschud. Ik wil helemaal niet dood zijn als het nieuwe samenstel van dingen komt.” Jayson was zo verstandig een punt achter zijn omgang met hen te zetten. „Wordt niet misleid”, waarschuwde de apostel Paulus. „Slechte omgang bederft nuttige gewoonten” (1 Korinthiërs 15:33). Wat ontzettend belangrijk dat we slechte omgang vermijden!

’Ik wil al uw wonderwerken bekendmaken’

14, 15. Hoe kunnen we „rondom [Jehovah’s] altaar gaan”?

14 „Ik zal mijn handen in louter onschuld wassen, en ik wil rondom uw altaar gaan, o Jehovah”, vervolgde David. Waarom? „Om luid dankzegging te doen horen, en al uw wonderwerken bekend te maken” (Psalm 26:6, 7). David wilde moreel rein blijven om Jehovah te kunnen aanbidden en te kunnen verkondigen dat hij God toegewijd was.

15 Alles in verband met de ware aanbidding in de tabernakel en later in de tempel was „een voorafbeelding en een schaduw van de hemelse dingen” (Hebreeën 8:5; 9:23). Het altaar beeldde Jehovah’s wil af, zijn bereidheid Jezus’ slachtoffer te aanvaarden voor de verlossing van de mensheid (Hebreeën 10:5-10). We wassen onze handen in onschuld en ’gaan rondom Jehovah’s altaar’ door geloof te oefenen in dat slachtoffer. — Johannes 3:16-18.

16. Welke voordelen heeft het voor ons Gods wonderwerken aan anderen bekend te maken?

16 Als we nadenken over alles wat door de losprijs mogelijk wordt gemaakt, loopt ons hart dan niet over van dankbaarheid tegenover Jehovah en zijn eniggeboren Zoon? Laten we daarom met een dankbaar hart anderen deelgenoot maken van Gods wonderwerken — vanaf de schepping van de mens in de hof van Eden tot aan het totale herstel van alle dingen in Gods nieuwe wereld (Genesis 2:7; Handelingen 3:21). En wat een geweldige geestelijke bescherming vormen de prediking van het Koninkrijk en het maken van discipelen! (Mattheüs 24:14; 28:19, 20) Daar druk mee bezig zijn helpt ons om onze hoop voor de toekomst helder, ons geloof in Gods beloften sterk en onze liefde voor Jehovah en onze naasten levend te houden.

„Ik heb de woning van uw huis liefgehad”

17, 18. Hoe moeten we tegenover christelijke vergaderingen staan?

17 De tabernakel met zijn offeraltaar was het middelpunt van Jehovah’s aanbidding in Israël. David gaf te kennen hoezeer hij op die plaats gesteld was toen hij bad: „Jehovah, ik heb de woning van uw huis liefgehad en de plaats waar uw heerlijkheid verblijf houdt.” Psalm 26:8.

18 Vinden wij het fijn bijeen te komen op plaatsen waar we over Jehovah leren? Elke Koninkrijkszaal met haar vaste programma van geestelijk onderricht dient als het centrum van ware aanbidding in de omgeving. Daarnaast hebben we onze jaarlijkse congressen, kringvergaderingen en speciale dagvergaderingen. Op zulke vergaderingen worden Jehovah’s „vermaningen” besproken. Als we leren die ’buitengewoon lief te hebben’, zullen we de vergaderingen heel graag bijwonen en onze volle aandacht bij het programma hebben (Psalm 119:167). Wat doet het ons goed onder geloofsgenoten te zijn die zich voor ons persoonlijke welzijn interesseren en die ons helpen in rechtschapenheid te blijven wandelen! — Hebreeën 10:24, 25.

’Neem mijn leven niet weg’

19. Aan welke zonden wilde David niet schuldig bevonden worden?

19 Zich ten volle bewust van de gevolgen die het zou hebben als hij niet langer in Gods waarheid zou wandelen, smeekte David: „Neem mijn ziel niet weg te zamen met zondaars, noch mijn leven te zamen met mannen aan wie bloedschuld kleeft, in wier handen losbandig gedrag is, en wier rechterhand vol steekpenningen is” (Psalm 26:9, 10). David wilde niet gerekend worden onder goddeloze mannen die schuldig waren aan losbandig gedrag of omkoperij.

20, 21. Waardoor kunnen we op het pad van de goddelozen terechtkomen?

20 De wereld wordt tegenwoordig bedolven onder een vloedgolf van immorele praktijken. Televisie, tijdschriften en films bevorderen losbandig gedrag — „losbandigheid; zinnelijkheid; schaamteloos gedrag” (Galaten 5:19, vtn.). Sommigen zijn verslaafd geraakt aan pornografie, wat vaak tot immoreel gedrag leidt. Vooral jongeren zijn gevoelig voor zulke invloeden. In sommige landen is het de gewoonte dat jongens en meisjes met elkaar uitgaan of daten, en tieners wordt het idee opgedrongen dat dat er nu eenmaal bij hoort. Veel jongeren krijgen verkering terwijl ze nog te jong zijn om te trouwen. Om hun sterker wordende seksuele verlangens te bevredigen, raken ze al gauw zo diep in immoreel gedrag verwikkeld dat het tot hoererij komt.

21 Volwassenen zijn zeker ook niet immuun voor slechte invloeden. Oneerlijke zakenpraktijken en de neiging zelfzuchtige beslissingen te nemen duiden op een gebrek aan rechtschapenheid. Door de wegen van de wereld te bewandelen, verwijderen we ons onvermijdelijk van Jehovah. Laten we ’het kwade haten en het goede liefhebben’ en in rechtschapenheid blijven wandelen. — Amos 5:15.

„O verlos mij en betoon mij gunst”

22-24. (a) Welke aanmoediging putten we uit de slotwoorden van Psalm 26? (b) Welke strik zal in het volgende artikel besproken worden?

22 David besloot zijn gebed tot God met de woorden: „Wat mij betreft, ik zal in mijn rechtschapenheid wandelen. O verlos mij en betoon mij gunst. Mijn eigen voet zal stellig op een effen plaats staan; onder de bijeengekomen menigten zal ik Jehovah zegenen” (Psalm 26:11, 12). Davids vaste voornemen om rechtschapen te blijven, hangt nauw samen met zijn smeekbede om verlossing. Wat een aanmoedigende gedachte! Ondanks onze zondige staat zal Jehovah ons helpen als we vastbesloten zijn in rechtschapenheid te wandelen.

23 Laten we ervoor zorgen dat uit onze manier van leven blijkt dat we Gods soevereiniteit in elk aspect van ons leven respecteren en waarderen. Ieder van ons kan Jehovah in gebed vragen zijn diepste gedachten en gevoelens te onderzoeken en te louteren. We kunnen Gods waarheid voortdurend voor ogen houden door zijn Woord ijverig te bestuderen. Laten we daarom beslist slechte omgang vermijden en Jehovah zegenen onder de bijeengekomen menigten. Laten we ijverig deelnemen aan de prediking van het Koninkrijk en het maken van discipelen en nooit onze kostbare band met God door de wereld in gevaar laten brengen. We kunnen erop vertrouwen dat als wij ons best doen om in rechtschapenheid te wandelen, Jehovah ons gunst zal betonen.

24 Omdat rechtschapenheid in alle aspecten van het leven een rol speelt, moeten we ons bewust zijn van een dodelijke strik — drankmisbruik. Daarover zal het volgende artikel gaan.

Hoe was het ook weer?

• Waarom is rechtschapenheid een deugdelijke basis om met verstand begiftigde schepselen te beoordelen?

• Wat is rechtschapenheid, en wat is er bij wandelen in rechtschapenheid betrokken?

• Wat zal ons helpen in rechtschapenheid te wandelen?

• Voor welke gevaren moeten we op onze hoede zijn om rechtschapen te blijven?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 14]

Houden we Jehovah’s daden van liefderijke goedheid voor ogen?

[Illustratie op blz. 14]

Vragen we Jehovah geregeld of hij onze diepste gedachten wil onderzoeken?

[Illustraties op blz. 15]

Als we onder beproevingen rechtschapen blijven, verheugt dat Jehovah’s hart

[Illustraties op blz. 17]

Maken we gebruik van Jehovah’s voorzieningen om ons te helpen in rechtschapenheid te wandelen?