Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Schep behagen in Jehovah’s rechtvaardigheid

Schep behagen in Jehovah’s rechtvaardigheid

Schep behagen in Jehovah’s rechtvaardigheid

„Hij die rechtvaardigheid en liefderijke goedheid najaagt, zal leven, rechtvaardigheid en heerlijkheid vinden.” — SPREUKEN 21:21.

1. Welke wegen die mensen in deze tijd bewandelen, hebben rampzalige gevolgen gehad?

„ER BESTAAT een weg die recht is voor het aangezicht van een man, maar de wegen van de dood zijn er naderhand het einde van” (Spreuken 16:25). Hoe nauwkeurig beschrijft deze bijbelse spreuk de wegen die de meeste mensen in deze tijd bewandelen! In het algemeen bekommeren mensen zich er alleen maar om datgene te doen wat recht is in hun eigen ogen en worden zelfs de meest fundamentele behoeften van anderen genegeerd (Spreuken 21:2). Ze bewijzen lippendienst aan de wetten en maatstaven van het land maar proberen die bij elke gelegenheid te ontduiken. Het gevolg is een verdeelde en verwarde maatschappij. — 2 Timotheüs 3:1-5.

2. Wat is dringend noodzakelijk met het oog op ’s mensen eigen bestwil?

2 Om ons eigen bestwil — en met het oog op de vrede en zekerheid van de hele menselijke familie — hebben we dringend behoefte aan een wet of maatstaf die juist en rechtvaardig is, die alle mensen bereid zijn te aanvaarden en te gehoorzamen. Kennelijk kan geen wet of maatstaf die door een mens, ongeacht hoe intelligent of oprecht ook, ontworpen is aan die behoefte voldoen (Jeremia 10:23; Romeinen 3:10, 23). Als er al zo’n maatstaf bestaat, waar zou die gevonden kunnen worden en wat voor maatstaf zou dat dan zijn? De belangrijker vraag is wellicht: Als er zo’n maatstaf bestaat, zou u daar dan behagen in scheppen en u eraan houden?

De rechtvaardige maatstaf vinden

3. Wie bij uitstek is geschikt om een maatstaf te verschaffen die voor alle mensen aanvaardbaar en nuttig is, en waarom?

3 Om een maatstaf te vinden die voor iedereen aanvaardbaar en nuttig is, moeten we ons tot iemand wenden die boven alle raciale, culturele en politieke grenzen staat en die niet gehinderd wordt door menselijke kortzichtigheid en zwakheden. Ongetwijfeld is de enige die daaraan voldoet de almachtige Schepper, Jehovah God, die verklaart: „Zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen, en mijn gedachten dan uw gedachten” (Jesaja 55:9). Bovendien beschrijft de bijbel Jehovah als „een God van getrouwheid, bij wie geen onrecht is; rechtvaardig en oprecht is hij” (Deuteronomium 32:4). Keer op keer vinden we in de bijbel de uitspraak „Jehovah is rechtvaardig” (Exodus 9:27; 2 Kronieken 12:6; Psalm 11:7; 129:4; Klaagliederen 1:18; Openbaring 19:2, voetnoot). Ja, we kunnen naar Jehovah opzien voor de hoogste maatstaf omdat hij getrouw, billijk en rechtvaardig is.

4. Wat betekent het woord „rechtvaardig”?

4 Natuurlijk is het woord „rechtvaardig” in deze tijd niet erg populair. In feite hebben de meeste mensen er een negatieve, ja geringschattende kijk op en stellen de term gelijk met schijnheilig of huichelachtig vroom en devoot zijn. Het bijbelse begrip rechtvaardigheid houdt echter de gedachte in van billijk, oprecht, deugdzaam zijn; schuldeloos, zondeloos; zich voegen naar de beginselen van de goddelijke wet of naar aanvaarde maatstaven van moraliteit; juist of billijk handelen. Zou u geen behagen scheppen in een wet of maatstaf die zulke voortreffelijke kenmerken omvat?

5. Beschrijf de hoedanigheid rechtvaardigheid zoals die in de bijbel tot uitdrukking wordt gebracht.

5 Met betrekking tot de hoedanigheid rechtvaardigheid merkt de Encyclopaedia Judaica op: „Rechtvaardigheid is geen abstract begrip maar is veeleer gebaseerd op billijk en juist handelen in alle betrekkingen.” Zo is Gods rechtvaardigheid niet louter een innerlijke of persoonlijke hoedanigheid die hij bezit, zoals zijn heiligheid en zuiverheid. In plaats daarvan is het een uiting van zijn wezen op manieren die juist en billijk zijn. Omdat Jehovah heilig en zuiver is, zou men kunnen zeggen dat alles wat hij doet en alles wat van hem uitgaat, rechtvaardig is. Zoals de bijbel zegt ’is Jehovah rechtvaardig in al zijn wegen en loyaal in al zijn werken’. — Psalm 145:17.

6. Wat zei Paulus over zekere ongelovige joden in zijn tijd, en waarom?

6 De apostel Paulus beklemtoonde dit punt in zijn brief aan de christenen in Rome. Over zekere ongelovige joden schreef hij: „Omdat zij de rechtvaardigheid van God niet kenden, maar hun eigen rechtvaardigheid tot stand trachtten te brengen, hebben zij zich niet aan de rechtvaardigheid van God onderworpen” (Romeinen 10:3). Waarom zei Paulus over zulke personen dat „zij de rechtvaardigheid van God niet kenden”? Waren ze niet onderricht in de Wet, de rechtvaardige maatstaven van God? Ja, dat wel. Maar de meesten van hen bezagen rechtvaardigheid slechts als een persoonlijke deugd, die verworven kon worden door zich nauwgezet en ijverig te houden aan religieuze regels, in plaats van als een maatstaf om hen in hun bejegening van medemensen te leiden. Net als de religieuze leiders in Jezus’ dagen ontging hun de werkelijke betekenis van gerechtigheid en rechtvaardigheid. — Mattheüs 23:23-28.

7. Hoe wordt Jehovah’s rechtvaardigheid tot uitdrukking gebracht?

7 In scherpe tegenstelling hiermee wordt Jehovah’s rechtvaardigheid in al zijn handelingen tot uitdrukking gebracht en duidelijk gezien. Hoewel zijn rechtvaardigheid vereist dat hij de zonden van moedwillige overtreders niet eenvoudig negeert, maakt dat hem niet tot een gevoelloze en veeleisende God, die gevreesd en op een afstand gehouden moet worden. Integendeel, zijn rechtvaardige daden hebben een basis verschaft waarop de mensheid tot hem kan naderen en van de vreselijke gevolgen van zonde bevrijd kan worden. Het is daarom alleen maar passend dat Jehovah als „een rechtvaardige God en een Redder” wordt beschreven. — Jesaja 45:21.

Rechtvaardigheid en redding

8, 9. Op welke manieren bracht de Wet Gods rechtvaardigheid tot uitdrukking?

8 Beschouw eens, om het verband tussen Gods rechtvaardigheid en zijn liefdevolle reddingsdaden te begrijpen, de Wet die hij door bemiddeling van Mozes aan de natie Israël gaf. Het lijdt geen twijfel dat de Wet rechtvaardig was. In zijn slotwoorden herinnerde Mozes de Israëlieten aan het volgende: „Welke grote natie is er die zulke rechtvaardige voorschriften en rechterlijke beslissingen heeft als heel deze wet die ik u heden voorleg?” (Deuteronomium 4:8) Eeuwen later verklaarde koning David van Israël: „De rechterlijke beslissingen van Jehovah zijn waarachtig; ze zijn alle te zamen rechtvaardig gebleken.” — Psalm 19:9.

9 Door middel van de Wet maakte Jehovah zijn volmaakte maatstaven van goed en kwaad duidelijk. De Wet omschreef tot in de kleinste details hoe de Israëlieten zich niet alleen in religieuze aangelegenheden moesten gedragen, maar ook in verband met zakelijke transacties, huwelijksbetrekkingen, spijswetten en hygiënische voorschriften en, uiteraard, ten aanzien van rechterlijke beslissingen. De Wet bevatte ook strikte sancties tegen overtreders en legde in sommige gevallen de doodstraf op. * Maar vormden Gods rechtvaardige vereisten, zoals die in de Wet tot uitdrukking werden gebracht, een hardvochtige en afmattende last voor het volk doordat ze hen beroofden van hun vrijheid en vreugde, zoals velen thans beweren?

10. Hoe dachten degenen die Jehovah liefhadden over zijn wetten?

10 Zij die Jehovah liefhadden, schepten zeer veel behagen in zijn rechtvaardige wetten en verordeningen. Koning David bijvoorbeeld erkende niet alleen dat Jehovah’s rechterlijke beslissingen waar en rechtvaardig waren, zoals we hebben gezien, maar hij had er ook diepe liefde en waardering voor. Over de wetten en rechterlijke beslissingen van Jehovah schreef hij: „Ze zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel gelouterd goud, en zoeter dan honing en de vloeiende honing der raten. Ook is uw eigen knecht erdoor gewaarschuwd; in het houden ervan ligt een rijke beloning.” — Psalm 19:7, 10, 11.

11. Hoe bleek de Wet een ’leermeester te zijn die tot Christus leidt’?

11 Eeuwen later wees Paulus op een nog waardevoller aspect van de Wet. In zijn brief aan de Galaten schreef hij: „De Wet [is] onze leermeester geworden die tot Christus leidt, opdat wij ten gevolge van geloof rechtvaardig verklaard zouden worden” (Galaten 3:24). In de tijd van Paulus was een leermeester (pedagoog, Kingdom Interlinear) een dienstknecht of slaaf in een groot huisgezin. Het was zijn taak de kinderen te beschermen en ze naar school te begeleiden. Evenzo beschermde de Wet de Israëlieten voor de ontaarde morele en religieuze praktijken van de omliggende natiën (Deuteronomium 18:9-13; Galaten 3:23). Bovendien maakte de Wet de Israëlieten ervan bewust dat ze in een zondige toestand verkeerden en vergeving en redding nodig hadden (Galaten 3:19). De offerregelingen wezen op de noodzaak van een loskoopoffer en verschaften een profetisch beeld waardoor de ware Messias geïdentificeerd zou kunnen worden (Hebreeën 10:1, 11, 12). Hoewel Jehovah dus door middel van de Wet zijn rechtvaardigheid tot uitdrukking bracht, deed hij dit met het oog op het welzijn en de eeuwige redding van het volk.

Zij die door God als rechtvaardig worden beschouwd

12. Wat zouden de Israëlieten hebben kunnen verkrijgen door zich nauwgezet aan de Wet te houden?

12 Aangezien de door Jehovah gegeven Wet in elk opzicht rechtvaardig was, zouden de Israëlieten door er gehoorzaam aan te zijn, een rechtvaardige positie voor het aangezicht van God hebben kunnen verkrijgen. Mozes herinnerde de Israëlieten toen ze op het punt stonden het Beloofde Land binnen te gaan, aan het volgende: „Het zal rechtvaardigheid voor ons betekenen, wanneer wij zorgen heel dit gebod te volbrengen voor het aangezicht van Jehovah, onze God, juist zoals hij ons geboden heeft” (Deuteronomium 6:25). Bovendien had Jehovah beloofd: „Gij moet mijn inzettingen en mijn rechterlijke beslissingen onderhouden, door welke een mens, zo hij ze doet, ook moet leven. Ik ben Jehovah.” — Leviticus 18:5; Romeinen 10:5.

13. Was Jehovah onrechtvaardig toen hij van zijn dienstknechten verlangde dat ze de rechtvaardige Wet zouden houden? Leg dit uit.

13 Droevig genoeg bleven de Israëlieten als natie in gebreke „heel dit gebod te volbrengen voor het aangezicht van Jehovah” en liepen aldus de beloofde zegeningen mis. Ze bleven in gebreke al Gods geboden te onderhouden omdat Gods Wet volmaakt was maar zij dat niet waren. Betekent dit dat God onbillijk of onrechtvaardig is? Beslist niet. Paulus schreef: „Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid bij God? Moge dat nooit waar worden!” (Romeinen 9:14) In feite werden afzonderlijke personen, zowel voordat de Wet werd gegeven als daarna, door God als rechtvaardig beschouwd, ook al waren ze onvolmaakt en zondig. In de opsomming van zulke godvrezende mensen worden Noach, Abraham, Job, Rachab en Daniël genoemd (Genesis 7:1; 15:6; Job 1:1; Ezechiël 14:14; Jakobus 2:25). De vraag is dan: Op grond waarvan werden deze mensen door God als rechtvaardig beschouwd?

14. Wat bedoelt de bijbel wanneer er over een mens wordt gezegd dat hij „rechtvaardig” is?

14 Wanneer de bijbel over een mens zegt dat hij „rechtvaardig” is, wordt daar geen zondeloosheid of volmaaktheid mee bedoeld. In plaats daarvan betekent het dat hij voldoet aan zijn verplichtingen jegens God en jegens medemensen. Zo werd Noach „een rechtvaardig man” genoemd en was hij „onberispelijk onder zijn tijdgenoten” omdat hij „naar alles [deed] wat God hem geboden had. Juist zo deed hij” (Genesis 6:9, 22; Maleachi 3:18). Zacharias en Elisabeth, de ouders van Johannes de Doper, „waren rechtvaardig in Gods ogen, omdat zij onberispelijk wandelden in overeenstemming met alle geboden en wettelijke vereisten van Jehovah” (Lukas 1:6). En een niet-Israëliet, een Italiaanse legeroverste met de naam Cornelius, werd beschreven als „een rechtvaardig en godvrezend man”. — Handelingen 10:22.

15. Waarmee staat rechtvaardigheid nauw in verband?

15 Bovendien houdt bij mensen rechtvaardigheid nauw verband met wat zich in iemands hart bevindt — iemands geloof in en dankbaarheid en liefde voor Jehovah en zijn beloften — en niet alleen met het doen van wat God verlangt. De Schrift zegt dat Abraham „geloof [stelde] in Jehovah; voorts rekende hij het hem als rechtvaardigheid toe” (Genesis 15:6). Abraham geloofde niet alleen in Gods bestaan maar ook in zijn belofte betreffende het „zaad” (Genesis 3:15; 12:2; 15:5; 22:18). Op grond van zo’n geloof en werken in overeenstemming met geloof, kon Jehovah zich met Abraham en andere getrouwen inlaten en hen zegenen, ook al waren ze onvolmaakt. — Psalm 36:10; Romeinen 4:20-22.

16. Waartoe heeft geloof in de losprijs geleid?

16 Uiteindelijk is rechtvaardigheid bij mensen afhankelijk van geloof in het loskoopoffer van Jezus Christus. Over de christenen in de eerste eeuw schreef Paulus: „Het is als een vrije gave dat zij door [Gods] onverdiende goedheid rechtvaardig verklaard worden op grond van de verlossing door de losprijs die door Christus Jezus is betaald” (Romeinen 3:24). Paulus sprak hier over degenen die uitgekozen waren om mede-erfgenamen met Christus in het hemelse koninkrijk te zijn. Maar Jezus’ loskoopoffer heeft ook voor miljoenen anderen de gelegenheid geopend om een rechtvaardige positie voor het aangezicht van God te verwerven. De apostel Johannes zag in een visioen „een grote schare, die niemand tellen kon, . . . staande voor de troon en voor het Lam, gehuld in lange witte gewaden”. De witte gewaden symboliseren dat ze rein en rechtvaardig voor het aangezicht van God zijn, want „zij hebben hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het Lam”. — Openbaring 7:9, 14.

Schep behagen in Jehovah’s rechtvaardigheid

17. Welke stappen moeten er worden gedaan om rechtvaardigheid na te streven?

17 Hoewel Jehovah zijn Zoon, Jezus Christus, liefdevol heeft verschaft als het middel waardoor mensen een rechtvaardige positie voor zijn aangezicht kunnen verwerven, gebeurt dit niet automatisch. Men moet geloof oefenen in de losprijs, zijn leven in overeenstemming brengen met Gods wil, zich aan Jehovah opdragen en dit symboliseren door middel van de waterdoop. Vervolgens moet men blijven streven naar rechtvaardigheid, alsook naar andere geestelijke hoedanigheden. Paulus gaf Timotheüs, een gedoopte christen met de hemelse roeping, de aansporing: „Streef . . . naar rechtvaardigheid, godvruchtige toewijding, geloof, liefde, volharding, zachtaardigheid” (1 Timotheüs 6:11; 2 Timotheüs 2:22). Jezus beklemtoonde ook dat we ons moeite moeten blijven getroosten toen hij zei: „Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken.” We doen misschien ons uiterste best om de zegeningen van Gods koninkrijk te zoeken, maar doen we evenzeer ons best om de rechtvaardige wegen van Jehovah na te streven? — Mattheüs 6:33.

18. (a) Waarom is het niet gemakkelijk rechtvaardigheid na te streven? (b) Wat kunnen we van Lots voorbeeld leren?

18 Het is uiteraard niet gemakkelijk om rechtvaardigheid na te streven. Dit komt doordat we allen onvolmaakt en van nature tot onrechtvaardigheid geneigd zijn (Jesaja 64:6). Bovendien zijn we omringd door mensen die zich weinig aan Jehovah’s rechtvaardige wegen gelegen laten liggen. Onze omstandigheden lijken heel veel op die van Lot. Hij woonde in de stad Sodom die berucht was om haar goddeloosheid. De apostel Petrus legde uit waarom Jehovah het passend achtte Lot van de ophanden zijnde vernietiging te bevrijden. Petrus zei: „Die rechtvaardige man heeft door wat hij zag en hoorde toen hij onder hen woonde, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gefolterd wegens hun wetteloze daden” (2 Petrus 2:7, 8). Derhalve doet eenieder van ons er goed aan zich af te vragen: ’Stem ik stilzwijgend in met de immorele praktijken die we om ons heen zien? Vind ik de populaire maar gewelddadige amusementswereld of sporten alleen maar van slechte smaak getuigend? Of voel ik mij door zulke onrechtvaardige daden gekweld, net als Lot?’

19. Welke zegeningen kunnen ons ten deel vallen als we behagen scheppen in Gods rechtvaardigheid?

19 In deze hachelijke en onzekere dagen is het een bron van zekerheid en bescherming als we behagen scheppen in Jehovah’s rechtvaardigheid. Op de vraag: „O Jehovah, wie zal een gast zijn in uw tent? Wie zal op uw heilige berg verblijven?”, antwoordde koning David: „Hij die onberispelijk wandelt en rechtvaardigheid oefent” (Psalm 15:1, 2). Door Gods rechtvaardigheid na te streven en er behagen in te scheppen, kunnen we een goede band met hem onderhouden en ons in zijn gunst en zegen blijven verheugen. Bijgevolg leiden we een leven van tevredenheid, zelfrespect en vrede des geestes. „Hij die rechtvaardigheid en liefderijke goedheid najaagt, zal leven, rechtvaardigheid en heerlijkheid vinden”, zegt Gods Woord (Spreuken 21:21). Wanneer we bovendien zo goed mogelijk proberen te doen wat juist en rechtvaardig is, betekent dit gelukkige persoonlijke verhoudingen en een kwalitatief beter leven — in moreel en geestelijk opzicht. De psalmist verklaarde: „Gelukkig zijn zij die gerechtigheid in acht nemen, die te allen tijde rechtvaardigheid betrachten.” — Psalm 106:3.

[Voetnoot]

^ ¶9 Zie voor details over de veelomvattendheid van de Mozaïsche wet het artikel „Enkele kenmerken van het Wetsverbond”, op blz. 1258-1264 in Deel 2 van Inzicht in de Schrift, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.

Kunt u dit uitleggen?

• Wat is rechtvaardigheid?

• Hoe houdt redding verband met Gods rechtvaardigheid?

• Op grond waarvan worden mensen door God als rechtvaardig beschouwd?

• Hoe kunnen we behagen scheppen in Jehovah’s rechtvaardigheid?

[Studievragen]

[Illustraties op blz. 15]

Koning David gaf uiting aan zijn diepe liefde voor Gods wetten

[Illustraties op blz. 16]

Noach, Abraham, Zacharias, Elisabeth en Cornelius werden door God als rechtvaardig beschouwd. Weet u waarom?