Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Is het redelijk om in God te geloven?

Is het redelijk om in God te geloven?

Is het redelijk om in God te geloven?

HEBT u zich weleens afgevraagd waarom alles, van atoomdeeltjes tot uitgestrekte sterrenstelsels, door precieze wiskundige wetten wordt bestuurd? Hebt u weleens over het leven zelf nagedacht: de verscheidenheid, complexiteit en het verbluffende ontwerp ervan? Veel mensen schrijven het universum en het leven erin toe aan een groot kosmisch toeval en evolutie. Anderen geven de eer daarvoor aan een intelligente Schepper. Wat is volgens u redelijker?

Uiteraard is bij beide standpunten geloof betrokken. De overtuiging dat God bestaat is gebaseerd op geloof. Zoals de Bijbel zegt ’heeft geen mens ooit God gezien’ (Johannes 1:18). Zo heeft ook geen mens de vorming van het universum of het begin van leven waargenomen. En er is ook nog nooit iemand geweest die heeft gezien dat één soort leven zich tot een hogere levensvorm ontwikkelde of geleidelijk zelfs in een andere soort veranderde. Vondsten van fossielen tonen aan dat grote groepen dieren plotseling verschenen en vrijwel onveranderd zijn gebleven. * De belangrijkste vraag is dus: welk geloof is stevig gefundeerd, geloof in evolutie of geloof in een Schepper?

Is uw geloof gebaseerd op deugdelijke bewijzen?

Echt geloof is volgens de Bijbel „de duidelijke demonstratie van werkelijkheden die echter niet worden gezien” (Hebreeën 11:1). De Nieuwe Bijbelvertaling geeft het vers als volgt weer: „Geloof (...) overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien.” U kunt ongetwijfeld een aantal werkelijkheden opnoemen die u niet ziet, maar waar u vast van overtuigd bent.

Ter illustratie: Veel gerespecteerde historici geloven dat Alexander de Grote, Julius Caesar en Jezus Christus ooit hebben bestaan. Is het geloof van die historici gegrond? Ja, want ze hebben daarvoor authentieke historische bewijzen.

Wetenschappers geloven ook in ongeziene werkelijkheden vanwege de „duidelijke demonstratie” dat die werkelijkheden bestaan. Zo raakte de negentiende-eeuwse chemicus Dmitri Mendelejev geboeid door de relatie tussen de elementen, de fundamentele bouwstenen van het universum. Hij besefte dat de elementen bepaalde dingen gemeen hadden en gerangschikt konden worden naar atoomgewicht en chemische eigenschappen. Overtuigd van de juistheid van de ordening in groepen, stelde hij het periodiek systeem der elementen op en voorspelde hij nauwkeurig het bestaan van een aantal elementen die destijds nog onbekend waren.

Archeologen hebben conclusies getrokken in verband met vroegere beschavingen, vaak uit zaken die duizenden jaren in de grond hebben gelegen. Stel u bijvoorbeeld voor dat een archeoloog bij opgravingen tientallen zorgvuldig gehouwen stenen blokken van precies dezelfde afmetingen aantreft die netjes zijn opgestapeld. Ook zijn ze in een duidelijk geometrisch patroon neergelegd dat niet van nature voorkomt. Wat zou hij daaruit concluderen? Zou hij zijn vondst aan het toeval toeschrijven? Hoogstwaarschijnlijk niet. Hij zou het eerder opvatten als een bewijs van menselijke activiteit in het verleden, en dat zou een redelijke conclusie zijn.

Zouden we om consequent te zijn niet dezelfde redenatie moeten volgen voor het ontwerp dat zichtbaar is in de natuur? Veel mensen zijn tot die conclusie gekomen, onder wie gerespecteerde wetenschappers.

Blind toeval of doelbewust ontwerp?

De Britse wiskundige, natuurkundige en astronoom Sir James Jeans schreef jaren geleden dat het universum in het licht van de voortschrijdende wetenschappelijke kennis „meer weg heeft van een geweldig idee dan van een geweldige machine”. Hij zei ook dat „het heelal lijkt te zijn ontworpen door iemand die de wiskunde perfect beheerst” en dat het „getuigt van een doelbewuste of sturende macht die in zekere zin met onze eigen geest verwant is”.

Sinds hij dit schreef zijn andere wetenschappers tot soortgelijke conclusies gekomen. „Voor menig hedendaags astronoom wijst de algehele organisatie van het heelal op een element van ontwerp”, schreef de natuurkundige Paul Davies. Albert Einstein, een van de beroemdste natuurkundigen en wiskundigen aller tijden, schreef: „Het feit dat [de natuur] begrijpelijk is, is een wonder.” In de ogen van velen omvat dit wonder ook het leven zelf, van de fundamentele bouwstenen tot het verbluffende menselijke brein.

DNA en het menselijk brein

DNA is het genetische materiaal van alle cellulaire organismen en is de moleculaire basis voor erfelijkheid. * Dit ingewikkelde zuur is wel vergeleken met een blauwdruk of een recept, omdat DNA veel informatie bevat die in chemische vorm is gecodeerd en is opgeslagen in een moleculaire omgeving die in staat is deze code te interpreteren en ernaar te handelen. Hoeveel informatie ligt er in DNA opgeslagen? Een wetenschappelijke bron zegt dat als de nucleotiden (bouwstenen waaruit DNA is opgebouwd) zouden worden omgezet in letters van het alfabet, ze „ruim een miljoen bladzijden van boekformaat zouden beslaan”.

In de meeste organismen is het DNA samengevoegd in draadvormige structuren die chromosomen worden genoemd en die veilig opgeslagen zijn binnen in de celkern. Deze kernen hebben een doorsnee van gemiddeld vijf micrometer. Sta hier eens bij stil: alle informatie die nodig was om uw unieke lichaam voort te brengen, is te vinden in minuscule pakketjes die alleen onder een microscoop kunnen worden waargenomen! Levende organismen hebben, zoals een wetenschapper terecht zei, „verreweg het meest compacte systeem om informatie op te slaan en terug te vinden dat er bestaat”. Dat is een opmerkelijke uitspraak als we denken aan de geheugencapaciteit van computerchips, dvd’s, enzovoorts. Daar komt bij dat DNA nog niet eens al zijn geheimen heeft prijsgegeven. „Elke ontdekking brengt een nieuwe complexiteit aan het licht”, zegt het tijdschrift New Scientist. *

Is het redelijk om die perfectie in ontwerp en organisatie aan blind toeval toe te schrijven? Als u toevallig een zeer technisch handboek zou vinden van een miljoen pagina’s dat op een doeltreffende en uitstekende manier was geschreven, zou u dan concluderen dat het zich op de een of andere manier zelf geschreven had? Stel dat het boek zo klein was dat u een krachtige microscoop nodig had om het te lezen? En als het nu precieze instructies zou bevatten voor de fabricage van een intelligente machine, die zichzelf kon repareren en reproduceren en die bestond uit miljarden onderdelen die allemaal precies op het juiste moment en op de juiste manier moesten worden samengevoegd? Natuurlijk zou de gedachte dat zo’n boek gewoon vanzelf was ontstaan, niet eens bij u opkomen.

Na het huidige wetenschappelijk onderzoek naar de werking van de cel onder de loep te hebben genomen, zei de Britse filosoof Antony Flew dat ’gezien de ongelooflijke complexiteit van de rangschikking, die nodig is om leven voort te brengen, intelligentie doorslaggevend moet zijn geweest, (...) dat het een product van intelligentie is’. Flew, ooit een vooraanstaand voorvechter van het atheïsme, vond dat men ’het bewijs moet volgen, ongeacht waar het ons brengt’. In zijn geval leidde het tot een complete verandering van denken, zodat hij nu in God gelooft.

De menselijke hersenen doen ook veel wetenschappers versteld staan. Het brein, dat het resultaat is van DNA, is wel beschreven als „het ingewikkeldste ding in het universum”. Zelfs de meest geavanceerde supercomputer valt in het niet bij deze zo’n anderhalve kilo wegende rozegrijze massa neuronen en ander weefsel. Eén neuroloog is van mening dat hoe meer wetenschappers over de hersenen en de geest te weten komen, „hoe indrukwekkender en onbevattelijker het wordt”.

Sta eens stil bij het volgende: de hersenen stellen ons in staat te ademen, te lachen, te huilen, vraagstukken op te lossen, computers te bouwen, te fietsen, gedichten te schrijven, en met een gevoel van ontzag naar de nachtelijke hemel te kijken. Is het redelijk of zelfs consequent om die vermogens toe te schrijven aan blinde evolutionaire krachten?

Geloof gebaseerd op bewijzen

Moeten we om onszelf te kunnen begrijpen een lagere levensvorm zoals apen onderzoeken net als evolutionisten doen? Of moeten we ons voor de antwoorden tot God wenden? Het is waar dat we bepaalde dingen met dieren gemeen hebben. We moeten bijvoorbeeld eten, drinken en slapen, en we kunnen ons voortplanten. Toch zijn we in veel opzichten uniek. Het lijkt logisch dat onze specifiek menselijke trekken hun oorsprong vinden bij een Wezen dat hoger is dan wijzelf, dat wil zeggen, bij God. De Bijbel formuleert deze gedachte kernachtig door te zeggen dat God de mens „naar zijn beeld” heeft geschapen, dat wil zeggen in moreel en geestelijk opzicht (Genesis 1:27). Laten we eens stilstaan bij Gods eigenschappen, waarvan enkele in Deuteronomium 32:4, Jakobus 3:17, 18 en 1 Johannes 4:7, 8 staan vermeld.

Onze Schepper heeft ons het „verstandelijke vermogen” gegeven om de wereld om ons heen te onderzoeken en bevredigende antwoorden te vinden op onze vragen (1 Johannes 5:20). In dit verband schreef de natuurkundige en Nobelprijswinnaar William D. Phillips: „Als ik kijk naar de orde, begrijpelijkheid en schoonheid van het heelal, brengt mij dat tot de conclusie dat de dingen die ik waarneem, door een hogere intelligentie zijn ontworpen. Mijn wetenschappelijke erkenning van de samenhang en de verrukkelijke eenvoud van de natuurkunde sterkt mijn geloof in God.”

Zo’n tweeduizend jaar geleden schreef een opmerkzame waarnemer van de natuur: „Zijn [Gods] onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze worden waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn, ja, zijn eeuwige kracht en Godheid” (Romeinen 1:20). De schrijver, de christelijke apostel Paulus, was een intelligent man die zeer goed was onderricht in de wet van Mozes. Zijn op gezond verstand gebaseerde geloof maakte dat God reëel voor hem was, terwijl een sterk rechtvaardigheidsgevoel hem ertoe bewoog God gepaste eer te geven voor zijn scheppingswerken.

Wij hopen oprecht dat ook u zult zien dat het helemaal niet onredelijk is om in God te geloven. Misschien zult u zelfs net als Paulus meer doen dan alleen geloven dat Hij bestaat. We hopen ook dat u net als miljoenen anderen zult gaan erkennen dat Jehovah God — een onzichtbare geest — een persoon is met innemende eigenschappen die weerklank vinden in het hart van de mens en die ons tot hem trekken (Psalm 83:18; Johannes 6:44; Jakobus 4:8).

[Voetnoten]

^ ¶14 DNA is een afkorting van desoxyribonucleïnezuur.

^ ¶15 Toen Charles Darwin zijn ideeën over evolutie formuleerde, had hij geen idee van de complexiteit van de levende cel.

[Kader op blz. 24]

ZIJN RELIGIEUZE WANDADEN EEN EXCUUS OM NIET IN GOD TE GELOVEN?

Veel mensen geloven niet in een Schepper vanwege de bekende gevallen van misbruik en corruptie die de geschiedenis van veel religies hebben besmeurd. Is dat een gegronde reden? Nee. Roy Abraham Varghese schrijft in zijn inleiding van het boek God bestaat wel van Antony Flew: „De uitwassen en wandaden van georganiseerde religie staan volledig los van het bestaan van God, net zoals het gevaar van nucleaire proliferatie geen verband houdt met de vraag of E gelijk is aan mc2.” *

[Voetnoot]

^ ¶31 Energie is massa maal lichtsnelheid in het kwadraat.

[Illustraties op blz. 22, 23]

Als bouwkundige ontwerpen uit de oudheid aan mensen worden toegeschreven, aan wie schrijven we dan het ontwerp in de natuur toe?

[Illustratie op blz. 23]

Albert Einstein

[Illustraties op blz. 24, 25]

DNA is als een microscopisch boek dat precieze instructies bevat voor intelligent leven

[Illustraties op blz. 25]

Het menselijk brein is wel beschreven als „het ingewikkeldste ding in het universum”

[Illustratieverantwoording op blz. 22]

© The Print Collector/age fotostock