Volgens Johannes 6:1-71
Voetnoten
Aantekeningen
het Meer van Galilea: Een zoetwatermeer in het noorden van Israël. (Het Griekse woord kan met zowel ‘zee’ als ‘meer’ worden vertaald.) Het werd ook het Meer van Kinnereth (Nu 34:11), het Meer van Gennesareth (Lu 5:1) en het Meer van Tiberias genoemd (Jo 6:1). Het ligt gemiddeld 210 m beneden zeeniveau. Het meer is 21 km lang, is 12 km breed en heeft een maximale diepte van zo’n 48 m. (Zie App. A7, kaart 3B, ‘Activiteit bij het Meer van Galilea’.)
het Meer van Galilea, ook het Meer van Tiberias genoemd: Het Meer van Galilea werd ook wel het Meer van Tiberias genoemd, naar de stad aan de westelijke oever die was vernoemd naar de Romeinse keizer Tiberius Caesar (Jo 6:23). De naam Meer van Tiberias komt hier voor en in Jo 21:1. (Zie aantekening bij Mt 4:18.)
het Pascha: Jezus begon met prediken na zijn doop in de herfst van 29, dus bij deze verwijzing naar een Pascha aan het begin van zijn bediening moet het gaan om het Pascha in de lente van het jaar 30. (Zie aantekening bij Lu 3:1 en App. A7.) Een vergelijking van de vier evangeliën wijst erop dat tijdens Jezus’ bediening op aarde vier keer het Pascha is gevierd, waaruit we kunnen opmaken dat zijn bediening drieënhalf jaar duurde. De synoptische evangeliën (Mattheüs, Markus en Lukas) vermelden alleen het laatste Pascha, toen Jezus stierf. Johannes vermeldt in zijn verslag specifiek drie paschafeesten (Jo 2:13; 6:4; 11:55), en naar een vierde wordt zeer waarschijnlijk in Jo 5:1 verwezen met de uitdrukking ‘een feest van de Joden’. Dit voorbeeld laat zien hoe het vergelijken van de evangeliën een vollediger beeld geeft van Jezus’ leven. (Zie aantekeningen bij Jo 5:1; 6:4 en 11:55.)
een feest van de Joden: Hoewel Johannes niet specifiek vermeldt welk feest het was, zijn er goede redenen voor de conclusie dat het gaat om het Pascha van het jaar 31. Johannes’ verslag heeft over het algemeen een chronologische volgorde. De context plaatst dit feest kort nadat Jezus had gezegd dat het ‘nog vier maanden’ duurde voordat de oogst kwam (Jo 4:35). Het oogstseizoen, in het bijzonder de gerstoogst, begon rond de tijd van het Pascha (14 nisan). Het lijkt er dus op dat Jezus’ woorden vier maanden daarvóór, rond de maand kislev (november/december), zijn uitgesproken. Twee andere feesten, het Inwijdingsfeest en het Poerim, vielen in de periode tussen kislev en nisan. Maar voor die feesten hoefden de Israëlieten niet naar Jeruzalem. In deze context lijkt het Pascha dus het meest waarschijnlijke ‘feest van de Joden’ waarvoor Jezus volgens Gods wet naar Jeruzalem zou moeten gaan (De 16:16). Het is waar dat Johannes maar een paar gebeurtenissen beschrijft voordat hij het volgende Pascha vermeldt (Jo 6:4), maar de tabel in App. A7 laat zien dat Johannes een verkort verslag van Jezus’ vroege bediening geeft en dat hij veel gebeurtenissen die al in de drie andere evangeliën staan niet vermeldt. De vele activiteiten van Jezus die in de drie andere evangeliën staan, ondersteunen de conclusie dat er inderdaad een jaarlijkse paschaviering zat tussen de gebeurtenissen in Jo 2:13 en die in Jo 6:4. (Zie App. A7 en aantekening bij Jo 2:13.)
het Pascha: Dat wil zeggen het Pascha van 33, blijkbaar het vierde Pascha dat in het evangelie van Johannes wordt vermeld. (Zie aantekeningen bij Jo 2:13; 5:1 en 6:4.)
het Pascha: Kennelijk het Pascha van 32, het derde Pascha tijdens Jezus’ bediening op aarde. (Zie aantekeningen bij Jo 2:13; 5:1; 11:55 en App. A7.)
Waar zullen we brood kopen om deze mensen te eten te geven?: Dit is het enige wonder van Jezus dat in alle vier de evangeliën wordt vermeld (Mt 14:15-21; Mr 6:35-44; Lu 9:10-17; Jo 6:1-13).
denarii: Zie Woordenlijst en App. B14.
vrouwen en kinderen niet meegeteld: Alleen Mattheüs vermeldt bij dit wonder de vrouwen en kinderen. Het totale aantal mensen dat door dit wonder gevoed werd, kan ruim boven de 15.000 liggen.
Laat de mensen gaan zitten: Of ‘laat de mensen gaan aanliggen’. Hier is ‘mensen’ een vertaling van het Griekse anthropos, dat vaak op zowel mannen als vrouwen duidt. ‘Mannen’ is in dit vers een vertaling van het Griekse aner, dat gezien Mt 14:21 in deze context alleen op volwassen mannen slaat. (Zie aantekening bij Mt 14:21.)
Er waren ongeveer 5000 mannen: Alleen Mattheüs vermeldt bij dit wonder de ‘vrouwen en kinderen’ (Mt 14:21). Het totale aantal mensen dat door dit wonder gevoed werd, kan ruim boven de 15.000 liggen.
wereld: Het Griekse woord kosmos duidt hier op de mensenwereld. In deze context lijkt de uitdrukking in de wereld komen niet te slaan op Jezus’ geboorte als mens maar vooral op het feit dat hij er bij zijn doop op uitging onder de mensheid. Na zijn doop voerde hij de bediening uit die hem was toegewezen en was hij een lichtdrager voor de mensenwereld. (Vergelijk Jo 3:17, 19; 6:14; 9:39; 10:36; 11:27; 12:46 en 1Jo 4:9.)
de Profeet: Veel Joden in de eerste eeuw verwachtten dat de profeet zoals Mozes uit De 18:15, 18 de Messias zou zijn. In deze context lijkt de uitdrukking in de wereld komen te duiden op de verwachte komst van de Messias. Alleen Johannes vermeldt de gebeurtenissen die in dit vers staan. (Zie aantekening bij Jo 1:9.)
dwingen (...) hun koning te worden: Alleen Johannes vermeldt dit incident. Jezus weigerde resoluut om betrokken te raken bij de politiek van zijn land. Hij wilde het koningschap alleen aanvaarden op Gods manier en op Gods tijd. Later beklemtoonde Jezus dat zijn volgelingen hetzelfde standpunt moesten innemen (Jo 15:19; 17:14, 16; 18:36).
het Meer van Galilea: Een zoetwatermeer in het noorden van Israël. (Het Griekse woord kan met zowel ‘zee’ als ‘meer’ worden vertaald.) Het werd ook het Meer van Kinnereth (Nu 34:11), het Meer van Gennesareth (Lu 5:1) en het Meer van Tiberias genoemd (Jo 6:1). Het ligt gemiddeld 210 m beneden zeeniveau. Het meer is 21 km lang, is 12 km breed en heeft een maximale diepte van zo’n 48 m. (Zie App. A7, kaart 3B, ‘Activiteit bij het Meer van Galilea’.)
het Meer van Galilea, ook het Meer van Tiberias genoemd: Het Meer van Galilea werd ook wel het Meer van Tiberias genoemd, naar de stad aan de westelijke oever die was vernoemd naar de Romeinse keizer Tiberius Caesar (Jo 6:23). De naam Meer van Tiberias komt hier voor en in Jo 21:1. (Zie aantekening bij Mt 4:18.)
het meer: Dat wil zeggen het Meer van Galilea. (Zie aantekeningen bij Mt 4:18 en Jo 6:1.)
het Meer van Galilea: Een zoetwatermeer in het noorden van Israël. (Het Griekse woord kan met zowel ‘zee’ als ‘meer’ worden vertaald.) Het werd ook het Meer van Kinnereth (Nu 34:11), het Meer van Gennesareth (Lu 5:1) en het Meer van Tiberias genoemd (Jo 6:1). Het ligt gemiddeld 210 m beneden zeeniveau. Het meer is 21 km lang, is 12 km breed en heeft een maximale diepte van zo’n 48 m. (Zie App. A7, kaart 3B, ‘Activiteit bij het Meer van Galilea’.)
ongeveer vijf of zes kilometer: Lett.: ‘ongeveer 25 of 30 stadie’. Een stadie (Grieks: stadion) is een lengtemaat van 185 m, een achtste van een Romeinse mijl. Aangezien het Meer van Galilea zo’n 12 km breed is, zijn de discipelen misschien midden op het meer geweest (Mr 6:47; zie aantekening bij Mt 4:18 en ook App. A7 en B14).
Tiberias: Een stad aan de westelijke oever van het Meer van Galilea, zo’n 15 km ten Z van Kapernaüm en iets ten N van enkele warmwaterbronnen die in de oudheid beroemd waren. De stad werd tussen 18 en 26 n.Chr. gebouwd door Herodes Antipas, die er zijn nieuwe hoofdstad en residentie van maakte. Hij vernoemde de stad naar Tiberius Caesar, de Romeinse keizer van die tijd, en de plaats wordt nog steeds Tiberias (Hebr.: Teverja) genoemd. Hoewel het de grootste stad in de regio was, is dit de enige vermelding ervan in de Bijbel. Er wordt nergens gezegd dat Jezus Tiberias heeft bezocht, wat misschien te maken had met de grote buitenlandse invloed. (Vergelijk Mt 10:5-7.) Volgens Josephus was Tiberias op een begraafplaats gebouwd en wilden veel Joden er om die reden aanvankelijk niet wonen (Nu 19:11-14). Na de Joodse opstand in de tweede eeuw werd Tiberias rein verklaard en werd de stad het centrum van Joodse geleerdheid en de zetel van het Sanhedrin. De Misjna en de Palestijnse (Jeruzalemse) Talmoed werden hier samengesteld, en ook de masoretische tekst die later werd gebruikt om de Hebreeuwse Geschriften te vertalen. (Zie App. B10.)
voedsel dat bederft (...) voedsel dat goed blijft en eeuwig leven geeft: Jezus begreep dat sommige mensen alleen maar met hem en zijn discipelen omgingen vanwege de materiële voordelen. Hoewel letterlijk voedsel mensen van dag tot dag in leven houdt, maakt ‘voedsel’ uit Gods Woord het voor mensen mogelijk eeuwig te leven. Jezus spoort de menigte aan te werken voor ‘het voedsel dat goed blijft en eeuwig leven geeft’, dat wil zeggen moeite te doen om hun geestelijke behoeften te vervullen en geloof te tonen in wat ze leren (Mt 4:4; 5:3; Jo 6:28-39).
Onze voorouders hebben (...) het manna gegeten: De Joden wilden een Messiaanse Koning die hun letterlijk voedsel kon geven. Dat probeerden ze te rechtvaardigen door Jezus eraan te herinneren dat God hun voorouders in de woestijn (de Sinaïwoestijn) manna had gegeven. Ze citeerden uit Ps 78:24 en noemden het manna, waarin door een wonder was voorzien, het brood [of: ‘koren’] uit de hemel. Toen ze Jezus om een ‘teken’ vroegen (Jo 6:30), hebben ze misschien gedacht aan het wonder dat hij de dag ervoor had gedaan, toen hij vijf gerstebroden en twee visjes vermenigvuldigde tot er genoeg voedsel was om duizenden mensen te eten te geven (Jo 6:9-12).
de wereld is via hem ontstaan: Het Griekse woord kosmos (wereld) slaat hier op de mensenwereld, zoals blijkt uit de rest van het vers, waarin wordt gezegd dat de wereld hem niet kende. In niet-religieuze geschriften werd dit Griekse woord soms gebruikt voor het universum en de schepping in het algemeen. Misschien heeft Paulus het woord in die betekenis gebruikt toen hij tot Griekse toehoorders sprak (Han 17:24). Maar in de Griekse Geschriften slaat de term meestal op de mensenwereld of een deel ervan. Het is waar dat Jezus heeft meegewerkt aan het scheppen van alle dingen, waaronder de hemel, de aarde en alles daarop. Maar in dit vers ligt de focus op zijn rol in het ontstaan van de mensheid (Ge 1:26; Jo 1:3; Kol 1:15-17).
de wereld: In de Griekse Geschriften slaat het Griekse woord kosmos over het algemeen op de mensenwereld of een deel ervan. (Zie aantekening bij Jo 1:10.) In Jo 1:29 wordt gezegd dat Jezus, het Lam van God, ‘de zonde van de wereld’ wegneemt. In Jo 6:33 wordt Jezus beschreven als het brood van God, Jehovah’s kanaal om de mensheid leven en zegeningen te geven.
het brood van het leven: Deze uitdrukking komt maar twee keer in de Bijbel voor (Jo 6:35, 48). In deze context slaat leven op ‘eeuwig leven’ (Jo 6:40, 47, 54). Tijdens dit gesprek noemt Jezus zichzelf ‘het echte brood uit de hemel’ (Jo 6:32), ‘het brood van God’ (Jo 6:33) en ‘het levende brood’ (Jo 6:51). Hij wijst erop dat de Israëlieten in de woestijn manna kregen (Ne 9:20), maar hoewel dit voedsel van God kwam, hield het hen niet eeuwig in leven (Jo 6:49). In contrast daarmee hebben Christus’ trouwe volgelingen manna uit de hemel, ‘het brood van het leven’ (Jo 6:48-51, 58), waardoor het voor hen mogelijk wordt eeuwig te leven. Ze ‘eten van dit brood’ door te geloven in de verlossende kracht van het vlees en bloed dat Jezus heeft geofferd.
Ik weet dat hij zal opstaan: Martha dacht dat Jezus het had over de opstanding in de toekomst, op de laatste dag. (Zie aantekening bij Jo 6:39.) Haar geloof in die leerstelling was opmerkelijk. Sommige religieuze leiders van die tijd, de sadduceeën, zeiden dat er geen opstanding zou komen, ook al wordt dat in de geïnspireerde Schrift duidelijk geleerd (Da 12:13; Mr 12:18). En de farizeeën geloofden in de onsterfelijkheid van de ziel. Maar Martha wist dat Jezus de opstandingshoop onderwees en zelfs mensen uit de dood had opgewekt, hoewel geen van hen zo lang dood was geweest als Lazarus nu was.
dat ik hen op de laatste dag uit de dood opwek: Jezus zegt vier keer dat hij mensen op de laatste dag uit de dood zal opwekken (Jo 6:40, 44, 54). In Jo 11:24 heeft ook Martha het over ‘de opstanding op de laatste dag’. (Vergelijk Da 12:13; zie aantekening bij Jo 11:24.) In Jo 12:48 wordt deze ‘laatste dag’ in verband gebracht met een tijd van oordeel, die kennelijk zal overeenkomen met de duizendjarige regering van Christus. Dan zal hij de mensheid oordelen, met inbegrip van iedereen die uit de dood wordt opgewekt (Opb 20:4-6).
eeuwig leven: Bij deze gelegenheid wordt de uitdrukking ‘eeuwig leven’ vier keer gebruikt door Jezus (Jo 6:27, 40, 47, 54) en één keer door een van zijn discipelen (Jo 6:68). De uitdrukking ‘eeuwig leven’ komt in het evangelie van Johannes 17 keer voor, vergeleken met 8 keer in de andere drie evangeliën bij elkaar.
alle soorten mensen: Of ‘mensen van alle soorten’. Jezus zegt dat hij mensen van alle achtergronden tot zich zal trekken, ongeacht hun nationaliteit, ras of economische status (Han 10:34, 35; Opb 7:9, 10; zie aantekening bij Jo 6:44). Het is interessant dat bij deze gelegenheid ‘een aantal Grieken’ dat in de tempel aanbad, Jezus wilde zien. (Zie aantekening bij Jo 12:20.) In veel vertalingen wordt het Griekse pas (iedereen, alle [mensen]) zo weergegeven dat het lijkt of Jezus elk mens uiteindelijk tot zich zal trekken. Maar die gedachte stemt niet overeen met de rest van de geïnspireerde Schrift (Ps 145:20; Mt 7:13; Lu 2:34; 2Th 1:9). Hoewel het Griekse woord letterlijk ‘alle(n)’, ‘iedereen’ betekent (Ro 5:12), laten Mt 5:11 en Han 10:12 duidelijk zien dat het ook ‘allerlei’ kan betekenen. In die verzen geven veel vertalingen het woord weer met ‘allerlei’ of ‘alle soorten’ (Jo 1:7; 1Ti 2:4).
hem trekt: Het Griekse werkwoord dat hier met ‘trekt’ is weergegeven, wordt ook gebruikt voor het binnenhalen van een net met vissen (Jo 21:6, 11), maar het impliceert niet dat God mensen tegen hun wil trekt. Dit werkwoord kan ook ‘aantrekken’ betekenen. Jezus’ uitspraak is misschien een zinspeling op Jer 31:3, waar Jehovah tegen zijn volk zei: ‘Ik heb je met loyale liefde tot me getrokken.’ (De Septuaginta gebruikt hier hetzelfde Griekse werkwoord.) Volgens Jo 12:32 (zie aantekening) trekt Jezus op een vergelijkbare manier alle soorten mensen tot zich. De Bijbel laat zien dat Jehovah mensen een vrije wil heeft gegeven. Iedereen heeft de keus om hem wel of niet te dienen (De 30:19, 20). God trekt personen die in hun hart de goede instelling hebben voorzichtig tot zich (Ps 11:5; Spr 21:2; Han 13:48). Dat doet Jehovah via de boodschap van de Bijbel en via zijn heilige geest. De profetie in Jes 54:13, geciteerd in Jo 6:45, is van toepassing op degenen die door de Vader getrokken worden. (Vergelijk Jo 6:65.)
Jehovah: In dit citaat uit Jes 54:13 komt Gods naam (weergegeven met vier Hebreeuwse medeklinkers, getranslitereerd als JHWH) voor in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst. De beschikbare Griekse manuscripten van het evangelie van Johannes gebruiken hier het woord theos (misschien vanwege de term die in Jes 54:13 in exemplaren van de Septuaginta wordt gebruikt), wat verklaart waarom in de meeste vertalingen ‘God’ staat. Maar gezien de overeenkomsten met de Hebreeuwse Geschriften wordt hier in de hoofdtekst Gods naam gebruikt. (Zie App. C.)
heeft leven in zichzelf: Of ‘heeft in zichzelf de gave van het leven’. Jezus heeft ‘leven in zichzelf’ omdat zijn Vader hem krachten heeft gegeven die Hij oorspronkelijk alleen zelf had. Een van die krachten is ongetwijfeld het gezag om mensen de kans te geven een goede reputatie bij God te krijgen en op die manier leven te krijgen. Een andere is het vermogen om leven te geven door doden op te wekken. Ongeveer een jaar nadat Jezus deze uitspraak deed, zei hij dat zijn volgelingen leven in zichzelf konden hebben. (Zie voor de betekenis van de uitdrukking ‘leven in jezelf’ in verband met Jezus’ volgelingen de aantekening bij Jo 6:53.)
leven in jezelf: In Jo 5:26 zei Jezus dat hij ‘leven in zichzelf’ heeft net zoals zijn Vader ‘leven in zichzelf’ heeft. (Zie aantekening bij Jo 5:26.) Nu, ongeveer een jaar later, gebruikt Jezus dezelfde uitdrukking in verband met zijn volgelingen. Hier stelt hij ‘leven in jezelf’ hebben gelijk aan ‘eeuwig leven’ krijgen (Jo 6:54). In deze context betekent de uitdrukking ‘leven in zichzelf hebben’ kennelijk niet dat ze het vermogen hebben om leven te geven maar dat ze de volheid van het leven binnengaan, oftewel volledig leven. Gezalfde christenen komen volledig tot leven wanneer ze tot onsterfelijk leven in de hemel worden opgewekt. Trouwe personen met de aardse hoop zullen volledig leven nadat ze de laatste beproeving hebben doorstaan die meteen na het einde van Christus’ duizendjarige regering zal plaatsvinden (1Kor 15:52, 53; Opb 20:5, 7-10).
zich met mijn vlees voedt en mijn bloed drinkt: De context wijst erop dat personen die zich voeden en drinken dat in figuurlijke zin doen door in Jezus Christus te geloven (Jo 6:35, 40). Jezus deed deze uitspraak in het jaar 32, dus hij had het niet over het Avondmaal van de Heer, dat hij een jaar later zou instellen. Hij zei dit vlak voor ‘het Pascha, het feest van de Joden’ (Jo 6:4), dus de aanwezigen zullen waarschijnlijk zijn herinnerd aan dat feest en aan de levensreddende rol van het bloed van het lam in de nacht dat Israël uit Egypte vertrok (Ex 12:24-27). Jezus beklemtoonde dat zijn bloed op een vergelijkbare manier een essentiële rol zou spelen om eeuwig leven mogelijk te maken voor zijn discipelen.
in eendracht met mij: Of ‘in mij’. Deze uitdrukking duidt op nauwe omgang, harmonie en eenheid.
een synagoge: Of mogelijk ‘openbare vergadering’. Het Griekse zelfstandig naamwoord sunagoge dat hier wordt gebruikt, betekent letterlijk ‘het bijeenbrengen’ of ‘een vergadering’. In de Griekse Geschriften slaat het meestal op de plaats of het gebouw waar de Joden bijeenkwamen voor Schriftlezing, onderwijs, preken en gebed. (Zie Woordenlijst.) In deze context kan het woord in een ruimere betekenis gebruikt zijn voor elke bijeenkomst die toegankelijk was voor het publiek, maar waarschijnlijk duidt het hier op ‘een synagoge’ waar Jezus een Joods publiek toesprak dat onder de wet van Mozes stond.
je laat struikelen: In de Griekse Geschriften duidt skandalizo op struikelen in figuurlijke zin, wat tot zonde vervallen of aanzetten kan inhouden. In deze context kan het ook worden vertaald met ‘een strik voor je wordt’, ‘je laat zondigen’. Zoals het woord in de Bijbel wordt gebruikt, kan het bij de zonde gaan om het overtreden van Gods morele wetten, geloof verliezen of valse leer aanvaarden. Het Griekse woord kan ook worden gebruikt in de betekenis van ‘aanstoot nemen’. (Zie aantekeningen bij Mt 13:57 en 18:7.)
struikelblokken: Men denkt dat de oorspronkelijke betekenis van het Griekse woord skandalon, dat met ‘struikelblok’ wordt weergegeven, te maken had met een val. Sommigen zeggen dat het de stok in de val was waaraan het aas was bevestigd. Bij uitbreiding ging het verwijzen naar elke hindernis waarover iemand kon struikelen of vallen. In figuurlijke zin slaat het op een actie of situatie die ertoe leidt dat iemand voor verkeerd gedrag kiest, dat hij in moreel opzicht struikelt of valt of dat hij tot zonde vervalt. Het verwante werkwoord skandalizo, dat in Mt 18:8, 9 wordt weergegeven met ‘laat struikelen’, kan ook worden vertaald met ‘een strik wordt’, ‘laat zondigen’.
Nemen jullie hier aanstoot aan?: Of ‘worden jullie hierdoor tot struikelen gebracht?’, ‘geloven jullie hierdoor niet meer?’ In de Griekse Geschriften duidt skandalizo op struikelen in figuurlijke zin, wat tot zonde vervallen of aanzetten kan inhouden. Afhankelijk van de context kan het bij het struikelen gaan om het overtreden van Gods morele wetten, geloof verliezen, valse leer aanvaarden of aanstoot nemen. (Zie aantekeningen bij Mt 5:29 en 18:7.)
de betekenis: Lett.: ‘wat is’. Het Griekse woord estin (lett.: ‘is’) betekent hier ‘wil zeggen’, ‘betekent’. (Zie aantekening bij Mt 26:26.)
betekent: Het Griekse estin (letterlijk ‘is’) heeft hier de betekenis ‘symboliseert’, ‘staat voor’, ‘vertegenwoordigt’, ‘betekent’. Voor de apostelen was deze betekenis duidelijk, want Jezus’ volmaakte lichaam was daar vóór hen en dat gold ook voor het ongezuurde brood dat ze gingen eten. Het brood kon dus niet zijn letterlijke lichaam zijn. Het is interessant dat hetzelfde Griekse woord gebruikt wordt in Mt 12:7, waar veel Bijbelvertalingen het weergeven met ‘betekenis’.
de geest: Kennelijk duidt dit op Gods heilige geest. Jezus voegt eraan toe dat in tegenstelling tot de macht en wijsheid die God via zijn geest geeft, het vlees van geen enkel nut is. De macht en wijsheid van mensen, zoals die tot uiting komen in hun geschriften, filosofieën en leringen, kunnen dus niet tot eeuwig leven leiden.
het vlees: Deze term verwijst in ruime zin naar dingen die te maken hebben met de beperkingen van een vleselijk of menselijk bestaan, inclusief menselijke redenaties en prestaties. Het totaal van menselijke ervaring en wijsheid, met alle geschriften, filosofieën en leringen, is van geen enkel nut als middel om eeuwig leven te krijgen.
is geest en leven: Het Griekse woord voor ‘is’ (estin) kan hier ook met ‘betekent’ worden weergegeven. De zinsnede wordt dan ‘betekent geest en leven’. (Zie aantekeningen bij Mt 12:7 en 26:26.) Jezus geeft hier kennelijk aan dat wat hij zegt door heilige geest is geïnspireerd en leven geeft.
een lasteraar: Of ‘een duivel’. Het Griekse woord diabolos, dat meestal voor de Duivel wordt gebruikt, betekent ‘lasteraar’. In de paar andere gevallen waar het niet op de Duivel slaat, wordt het vertaald met ‘kwaadsprekers’ (2Ti 3:3) of ‘lasteraars’ (1Ti 3:11; Tit 2:3). Waar het woord voor de Duivel wordt gebruikt, wordt het in het Grieks bijna altijd voorafgegaan door het bepaald lidwoord. (Zie aantekening bij Mt 4:1 en Woordenlijst ‘Bepaald lidwoord’.) Hier wordt het woord gebruikt als beschrijving van Judas Iskariot, die een slechte eigenschap had ontwikkeld. Het is mogelijk dat Jezus op dit moment merkte dat Judas een verkeerde weg insloeg, waarmee Judas Satan later de kans gaf hem als medestander te gebruiken om Jezus te vermoorden (Jo 13:2, 11).
Hij kende: Omdat Jezus kon onderscheiden wat de mensen om hem heen dachten en wat er in hen omging, is het duidelijk dat Judas geen verrader was toen hij als apostel werd uitgekozen (Mt 9:4; Mr 2:8; Jo 2:24, 25). Maar toen Judas later een slechte houding begon te ontwikkelen, merkte Jezus dat en begreep hij wie hem zou verraden. Terwijl Jezus wist dat Judas hem zou verraden, waste hij toch zijn voeten. (Zie aantekeningen bij Jo 6:64, 70.)
Jezus wist (...) wie hem zou verraden: Jezus had het over Judas Iskariot. Hij had een hele nacht tot zijn Vader gebeden voordat hij de 12 apostelen uitkoos (Lu 6:12-16). Judas was dus in het begin trouw aan God. Maar Jezus wist uit de profetieën in de Hebreeuwse Geschriften dat hij zou worden verraden door een goede vriend (Ps 41:9; 109:8; Jo 13:18, 19). Toen Judas de verkeerde weg op ging, merkte Jezus, die het hart en de gedachten kan lezen, die verandering op (Mt 9:4). Door zijn voorkennis te gebruiken, wist God dat een goede vriend van Jezus een verrader zou worden. Maar het past niet bij Gods eigenschappen en daden uit het verleden om te denken dat Judas degene moest zijn die zou falen, alsof dat voorbestemd was.
vanaf het begin: Met deze uitdrukking wordt niet verwezen naar Judas’ geboorte of naar het moment dat Jezus hem als apostel uitkoos na een hele nacht te hebben gebeden (Lu 6:12-16). Het slaat op het begin van Judas’ verraderlijke gedrag, dat door Jezus meteen werd opgemerkt (Jo 2:24, 25; Opb 1:1; 2:23; zie aantekeningen bij Jo 6:70 en 13:11). Dit laat ook zien dat Judas doelbewust en planmatig handelde en niet in een plotselinge opwelling. Het woord begin (Grieks: arche) kan in de Griekse Geschriften op verschillende dingen slaan, afhankelijk van de context. In 2Pe 3:4 slaat ‘begin’ bijvoorbeeld op het begin van de schepping. Maar in de meeste gevallen wordt het in een beperktere betekenis gebruikt. Petrus zei bijvoorbeeld dat de heilige geest op de heidenen kwam, ‘net zoals in het begin bij ons is gebeurd’ (Han 11:15). Petrus had het niet over het moment dat hij geboren werd of het moment dat hij als apostel werd uitgekozen. Hij had het over de dag van Pinksteren 33, dat wil zeggen ‘het begin’ van de uitstorting van de heilige geest met een specifiek doel (Han 2:1-4). Andere voorbeelden van hoe de context de betekenis van ‘begin’ kan beïnvloeden, zijn te vinden in Lu 1:2, Jo 15:27 en 1Jo 2:7.
Duivel: Van het Griekse diabolos, dat ‘lasteraar’ betekent (Jo 6:70; 2Ti 3:3). Het verwante werkwoord diaballo betekent ‘beschuldigen’, ‘aanklagen’ en is in Lu 16:1 vertaald met ‘werd beschuldigd’.
een lasteraar: Of ‘een duivel’. Het Griekse woord diabolos, dat meestal voor de Duivel wordt gebruikt, betekent ‘lasteraar’. In de paar andere gevallen waar het niet op de Duivel slaat, wordt het vertaald met ‘kwaadsprekers’ (2Ti 3:3) of ‘lasteraars’ (1Ti 3:11; Tit 2:3). Waar het woord voor de Duivel wordt gebruikt, wordt het in het Grieks bijna altijd voorafgegaan door het bepaald lidwoord. (Zie aantekening bij Mt 4:1 en Woordenlijst ‘Bepaald lidwoord’.) Hier wordt het woord gebruikt als beschrijving van Judas Iskariot, die een slechte eigenschap had ontwikkeld. Het is mogelijk dat Jezus op dit moment merkte dat Judas een verkeerde weg insloeg, waarmee Judas Satan later de kans gaf hem als medestander te gebruiken om Jezus te vermoorden (Jo 13:2, 11).
Media

In de Bijbel worden verschillende woorden gebruikt om diverse soorten manden te beschrijven. Het Griekse woord dat wordt gebruikt voor de 12 manden waarin het overgebleven eten werd verzameld nadat Jezus door een wonder zo’n 5000 mannen gevoed had, geeft aan dat het misschien om een relatief kleine tenen mand ging. Maar er wordt een ander Grieks woord gebruikt voor de zeven manden waarin het overgebleven eten werd verzameld nadat Jezus zo’n 4000 mannen had gevoed (Mr 8:8, 9). Dit woord duidt op een grote mand, en hetzelfde Griekse woord wordt gebruikt voor de mand waarin ze Paulus door een opening in de stadsmuur van Damaskus naar beneden lieten zakken (Han 9:25).