Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Leer en onderwijs de christelijke moraal

Leer en onderwijs de christelijke moraal

Leer en onderwijs de christelijke moraal

„Gij echter die een ander onderwijst, onderwijst gij uzelf niet?” — ROMEINEN 2:21.

1, 2. Welke redenen hebt u om de bijbel te willen bestuderen?

U HEBT vele redenen om Gods Woord te bestuderen. U wilt u waarschijnlijk op de hoogte stellen van de erin vervatte feiten over mensen, gebeurtenissen, plaatsen en andere dingen. U wilt u op de hoogte stellen van leerstellige waarheid, in tegenstelling tot religieuze dwalingen zoals de Drie-eenheid of het hellevuur (Johannes 8:32). U zult ook Jehovah beter willen leren kennen, zodat u meer op hem kunt lijken en rechtschapen voor zijn aangezicht kunt wandelen. — 1 Koningen 15:4, 5.

2 Een hiermee samenhangende en belangrijke reden om het Woord van God te bestuderen, is uzelf te bekwamen om anderen te onderwijzen — uw geliefden, kennissen en zelfs degenen die u nog niet kent. Zo’n handelwijze is voor ware christenen geen vrijblijvende zaak. Jezus gebood zijn discipelen: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, . . . en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb.” — Mattheüs 28:19, 20.

3, 4. Waarom is het eervol als u onderwijs geeft zoals Jezus geboden heeft?

3 De bijbel bestuderen met de wens anderen te onderwijzen, is eervol en kan een bron van blijvende voldoening zijn. Het geven van onderwijs is lang een achtenswaardig beroep geweest. De Encarta Encyclopedia zegt: „Onder de joden beschouwden veel volwassenen onderwijzers als gidsen tot redding en ze drukten kinderen op het hart hun onderwijzers nog meer te eren dan hun ouders.” Het is bijzonder eervol voor christenen om zichzelf te onderwijzen door de bijbel te bestuderen en vervolgens anderen te onderwijzen.

4 „Er zijn meer mensen werkzaam in het onderwijs dan in enig ander beroep. Ongeveer 48 miljoen mannen en vrouwen in de hele wereld zijn onderwijzers” (The World Book Encyclopedia). Aan wereldlijke onderwijzers wordt het denkvermogen van jonge mensen toevertrouwd en ze kunnen jarenlang invloed op hen uitoefenen. Wanneer u Jezus’ gebod gehoorzaamt om anderen te onderwijzen, heeft dit zelfs nog verder reikende gevolgen; uw onderwijs kan van invloed zijn op hun eeuwige toekomst. De apostel Paulus beklemtoonde dit toen hij Timotheüs aanspoorde: „Schenk voortdurend aandacht aan uzelf en aan uw onderwijs. Blijf bij deze dingen, want door dit te doen, zult gij zowel uzelf redden als hen die naar u luisteren” (1 Timotheüs 4:16). Ja, uw onderwijs houdt verband met redding.

5. Waarom vertegenwoordigt christelijk onderwijs het hoogste onderwijs?

5 Dat u uzelf en vervolgens anderen onderwijst, wordt door de hoogste Bron, de Soeverein van het universum, geautoriseerd en geleid. Dat op zich maakt dit soort onderwijs verhevener dan welk wereldlijk onderwijs maar ook, of dat nu gaat om het bijbrengen van basiskennis, vakbekwaamheid of zelfs van gespecialiseerde medische bekwaamheden. Christelijk onderwijs betekent dat de student persoonlijk leert Gods Zoon, Christus Jezus, na te volgen en anderen te onderwijzen hetzelfde te doen. — Johannes 15:10.

Waarom uzelf onderwijzen?

6, 7. (a) Waarom moeten we eerst onszelf onderwijzen? (b) In welk opzicht hadden de eerste-eeuwse joden als onderwijzers gefaald?

6 Waarom wordt er gezegd dat we eerst onszelf moeten onderwijzen? Omdat we anderen nu eenmaal niet op de juiste manier kunnen onderwijzen als we niet eerst onszelf onderwezen hebben. Paulus beklemtoonde dit feit in een tot nadenken stemmende passage die voor joden destijds van belang was, maar die een belangrijke boodschap voor christenen in deze tijd bevat. Paulus vroeg: „Gij echter die een ander onderwijst, onderwijst gij uzelf niet? Gij die predikt: ’Steel niet’, steelt gij? Gij die zegt: ’Pleeg geen overspel’, pleegt gij overspel? Gij die een afschuw van de afgoden te kennen geeft, berooft gij tempels? Gij die u beroemt op de wet, onteert gij God door uw overtreden van de Wet?” — Romeinen 2:21-23.

7 Door het stellen van retorische vragen bracht Paulus twee overtredingen ter sprake die in de Tien Geboden nauwkeurig worden vermeld: steel niet en pleeg geen overspel (Exodus 20:14, 15). Paulus’ woorden bewijzen dat sommige joden zich juist daaraan schuldig maakten. Ze waren ’mondeling uit de Wet onderricht en waren ervan overtuigd dat ze gidsen van de blinden waren en een licht voor hen die in duisternis waren, leraren van kleine kinderen’ (Romeinen 2:17-20). Sommige joden in de tijd van Paulus waren er trots op dat ze Gods Wet hadden. Maar sommigen waren huichelaars omdat ze in het geheim diefstal of overspel pleegden. Daardoor zou zowel de Wet als haar Auteur in de hemel worden onteerd. U kunt zien dat ze beslist niet bekwaam waren om anderen te onderwijzen; in feite onderwezen ze zichzelf niet eens.

8. Hoe kunnen sommige joden in Paulus’ tijd ’tempels hebben beroofd’?

8 Paulus noemde het beroven van tempels. Deden sommige joden dat letterlijk? Wat had Paulus in gedachten? Eerlijk gezegd kunnen we met het oog op de beperkte informatie in deze schriftplaats niet dogmatisch zijn met betrekking tot de wijze waarop sommige joden ’tempels beroofden’. Eerder had de stadsschrijver van Efeze verklaard dat Paulus’ metgezellen geen ’tempelrovers’ waren, wat doet vermoeden dat ten minste enkele mensen dachten dat joden daarvan beschuldigd konden worden (Handelingen 19:29-37). Gebruikten of verhandelden ze persoonlijk kostbare voorwerpen die afkomstig waren uit heidense tempels, die door veroveraars of religieuze zeloten geplunderd waren? Volgens Gods Wet moest het goud en zilver van afgoden vernietigd worden en mocht het niet voor persoonlijk gebruik genomen worden (Deuteronomium 7:25). * Paulus kan dus hebben gezinspeeld op joden die Gods gebod veronachtzaamden en uit heidense tempels afkomstige voorwerpen gebruikten of daar munt uit sloegen.

9. Welke verkeerde praktijken die verband hielden met de tempel in Jeruzalem vertoonden veel overeenkomst met het beroven van de tempel?

9 Aan de andere kant vertelde Josephus over een schandaal in Rome dat veroorzaakt werd door vier joden, van wie de leider een onderwijzer van de wet was. Deze vier wisten een Romeinse vrouw, een joodse proseliet, ervan te overtuigen om aan hen goud en andere waardevolle dingen als een gift voor de tempel in Jeruzalem te geven. Toen ze die eenmaal van haar ontvangen hadden, gebruikten ze de rijkdom ten eigen bate — in zekere zin beroofden ze de tempel. * Anderen beroofden Gods tempel in de zin dat ze gebrekkige slachtoffers brachten en een hebzuchtige handelsgeest op het tempelterrein bevorderden, waardoor ze de tempel in „een rovershol” veranderden. — Mattheüs 21:12, 13; Maleachi 1:12-14; 3:8, 9.

Onderwijs de christelijke moraal

10. Welke strekking van Paulus’ in Romeinen 2:21-23 opgetekende woorden dienen we niet uit het oog te verliezen?

10 Wat de eerste-eeuwse praktijken met betrekking tot stelen, overspel en het beroven van tempels, waar Paulus op zinspeelde, ook geweest mogen zijn, laten we de strekking van zijn commentaren niet uit het oog verliezen. Hij vroeg: „Gij echter die een ander onderwijst, onderwijst gij uzelf niet?” Het is opmerkelijk dat de voorbeelden die Paulus te berde bracht met moraal te maken hadden. De apostel vestigde hier niet de aandacht op bijbelse leerstellingen of geschiedenis. Het onderwijzen van zichzelf en van anderen waar Paulus op doelde, had met de christelijke moraal te maken.

11. Waarom dient u aandacht te schenken aan de christelijke moraal als u Gods Woord bestudeert?

11 Willen we de les uit Romeinen 2:21-23 toepassen, dan betekent dit dat we de christelijke moraal uit Gods Woord leren, in overeenstemming met het geleerde handelen en vervolgens anderen leren hetzelfde te doen. Wees derhalve, als u de bijbel bestudeert, alert op aanwijzingen van Jehovah’s maatstaven, waarvan de ware christelijke moraal is afgeleid. Mediteer over de raad en de lessen die u in de bijbel aantreft. Pas vervolgens onbevreesd toe wat u leert. En dat vergt moed alsook vastberadenheid. Het is voor onvolmaakte mensen gemakkelijk om excuses te verzinnen, redenen waarom het in een specifieke situatie toegestaan of zelfs nodig is de christelijke moraal in de wind te slaan. Misschien waren de door Paulus genoemde joden bedreven in het hanteren van zulke subtiele argumenten die erop gericht waren te rationaliseren of anderen te misleiden. Maar Paulus’ woorden tonen aan dat de christelijke moraal niet naar eigen goeddunken gebagatelliseerd of genegeerd mag worden.

12. Hoe werpt een goed of een slecht gedrag een gunstig of ongunstig licht op Jehovah God, en waarom is het nuttig dit feit in gedachte te houden?

12 De apostel beklemtoonde een voorname reden om de moraal die u in de bijbel aantreft te leren kennen en vervolgens toe te passen. Het wangedrag van de joden wierp een bepaald licht op Jehovah: „Gij die u beroemt op de wet, onteert gij God door uw overtreden van de Wet? Want ’de naam van God wordt wegens ulieden onder de natiën gelasterd’” (Romeinen 2:23, 24). Ook thans kan er gezegd worden dat als we de christelijke moraal negeren, we de Bron ervan onteren. Als we daarentegen stevig vasthouden aan Gods maatstaven, zal het hem in een gunstig licht plaatsen, hem eren (Jesaja 52:5; Ezechiël 36:20). Wanneer u dat weet, kan dit u sterken in uw vastberadenheid als u geconfronteerd wordt met verleidingen of situaties waarin het negeren van de christelijke moraal de gemakkelijkste of voordeligste handelwijze schijnt te zijn. Bovendien leren Paulus’ woorden ons nog iets anders. Behalve dat u zich, als u anderen onderwijst, er persoonlijk van bewust bent dat uw gedrag een bepaald licht werpt op God, dient u hen te helpen inzien dat de wijze waarop zij de morele maatstaven die ze onderwezen krijgen toepassen, een bepaald licht zal werpen op Jehovah. Het is niet zo dat de christelijke moraal alleen bijdraagt tot tevredenheid en iemands gezondheid beschermt, maar ze werpt ook een bepaald licht op Degene die deze moraal heeft verschaft en daartoe aanmoedigt. — Psalm 74:10; Jakobus 3:17.

13. (a) Hoe helpt de bijbel ons met betrekking tot moraliteit? (b) Vertel de strekking van de in 1 Thessalonicenzen 4:3-7 gegeven raad.

13 Moraliteit is ook van invloed op andere mensen. U kunt dat zien uit voorbeelden in Gods Woord die de waarde illustreren van het toepassen van Gods morele maatstaven en de gevolgen die de veronachtzaming ervan met zich brengt (Genesis 39:1-9, 21; Jozua 7:1-25). U kunt ook duidelijke raad over moraliteit vinden zoals: „Dit wil God: uw heiliging, dat gij u onthoudt van hoererij; dat een ieder van u weet hoe in heiliging en eer in het bezit te komen van zijn eigen vat, niet in hebzuchtige seksuele begeerte, zoals dit ook het geval is bij de natiën die God niet kennen; dat niemand zo ver gaat dat hij zijn broeder schade berokkent en inbreuk maakt op diens rechten in deze aangelegenheid, . . . want God heeft ons niet geroepen met verlof tot onreinheid, maar in verband met heiliging.” — 1 Thessalonicenzen 4:3-7.

14. Wat kunt u zich afvragen omtrent de raad in 1 Thessalonicenzen 4:3-7?

14 Bijna iedereen kan uit deze passage begrijpen dat seksuele immoraliteit een schending is van de christelijke moraal. Maar u kunt verder gaan dan wat u er op het eerste gezicht uit opmaakt. Sommige teksten bieden de gelegenheid voor uitgebreide studie en meditatie om er aldus een dieper en nauwkeuriger begrip van te krijgen. Zo zou u kunnen nadenken over wat Paulus bedoelde toen hij zei dat bij het plegen van hoererij iemand „zo ver gaat dat hij zijn broeder schade berokkent en inbreuk maakt op diens rechten in deze aangelegenheid”. Welke rechten behoren daartoe en hoe zal een beter begrip hiervan u een extra stimulans geven om de christelijke moraal hoog te houden? Hoe zouden de resultaten van zo’n onderzoek u verder kunnen toerusten om anderen te onderwijzen en hen te helpen God te eren?

Studeer om te onderwijzen

15. Van welke hulpmiddelen zou u zich kunnen bedienen om uzelf door middel van persoonlijke studie te onderwijzen?

15 Jehovah’s Getuigen hebben hulpmiddelen waarvan ze zich bedienen om nazoekwerk te verrichten in verband met vragen of kwesties die rijzen als ze studeren om zichzelf of anderen te onderwijzen. Een in vele talen beschikbaar hulpmiddel is de Index van Wachttoren-publicaties. Als u daar de beschikking over hebt, kunt u die gebruiken om inlichtingen in de op de bijbel gebaseerde publicaties van Jehovah’s Getuigen te vinden. U kunt in de onderwerpenindex of de schriftplaatsenindex zoeken. Nog een hulpmiddel waarover Jehovah’s Getuigen in veel hoofdtalen beschikken, is de Watchtower Library. Dit computerprogramma op cd-rom bevat een grote verzameling publicaties in elektronische vorm. Hiermee kan men onderwerpen en schriftplaatsenbesprekingen onderzoeken. Als een van beide of beide hulpmiddelen tot uw beschikking staan, gebruik ze dan geregeld als u Gods Woord bestudeert om het aan anderen te onderwijzen.

16, 17. (a) Waar kunt u verhelderende commentaren vinden over de in 1 Thessalonicenzen 4:6 genoemde rechten? (b) In welke opzichten kan hoererij inbreuk maken op de rechten van anderen?

16 Laten we eens het eerdergenoemde voorbeeld, 1 Thessalonicenzen 4:3-7, nemen. De vraag rees over rechten. Wiens rechten? En hoe zou men inbreuk op die rechten kunnen maken? Met de genoemde studiehulpmiddelen kunt u waarschijnlijk een aantal verhelderende commentaren op deze verzen vinden, en inderdaad ook op de rechten die Paulus noemde. U kunt zulke commentaren lezen in Inzicht in de Schrift, Deel 1, bladzijde 1065; Ware vrede en zekerheid — Hoe kunt u die vinden?, bladzijde 145; De Wachttoren van 15 november 1989, bladzijde 31.

17 Naarmate de studie vordert, zult u zien dat die publicaties tonen hoe waar Paulus’ woorden zijn. Een hoereerder zondigt tegen God en stelt zich aan ziekten bloot (1 Korinthiërs 6:18, 19; Hebreeën 13:4). Een man die zich aan hoererij overgeeft, maakt inbreuk op verschillende rechten van de vrouw met wie hij zondigt. Hij berooft haar van een reine morele reputatie en een goed geweten. Als ze ongehuwd is, maakt hij inbreuk op haar recht om als maagd een huwelijk aan te gaan en het recht van haar toekomstige echtgenoot om dat van haar te verwachten. Hij kwetst de ouders van de vrouw en haar echtgenoot als ze gehuwd is. De immorele man brengt zijn eigen gezin in opspraak. Als hij een lid van een christelijke gemeente is, brengt hij daar smaad op door de reputatie ervan te schaden. — 1 Korinthiërs 5:1.

18. Hoe trekt u profijt van bijbelstudie betreffende de christelijke moraal?

18 Helpen zulke commentaren over rechten u niet om de diepere betekenis van dat vers te onderscheiden? Een dergelijke studie is beslist van grote waarde. Door zo te studeren, onderwijst u uzelf. Uw begrip van de waarheidsgetrouwheid en de krachtige uitwerking van Gods boodschap groeit. U sterkt uw vaste voornemen om aan de christelijke moraal vast te houden, ongeacht welke verleiding zich mag voordoen. En bedenk hoeveel doeltreffender u als onderwijzer kunt zijn! Zo kunt u anderen aan wie u de bijbelse waarheid onderwijst, inzicht verlenen in 1 Thessalonicenzen 4:3-7, waardoor hun begrip en waardering voor de christelijke moraal toeneemt. Bijgevolg kan uw studie u en vele anderen helpen God te eren. En we hebben hier slechts één voorbeeld genoemd, uit Paulus’ brief aan de Thessalonicenzen. Er zijn veel andere aspecten van de christelijke moraal, en bijgevolg veel andere bijbelse voorbeelden en raadgevingen die u kunt bestuderen, toepassen en onderwijzen.

19. Waarom is het uitermate belangrijk dat u aan de christelijke moraal vasthoudt?

19 Er kan geen twijfel over bestaan dat het verstandig is de christelijke moraal te handhaven. Jakobus 3:17 zegt dat „de wijsheid van boven”, van Jehovah God zelf, „allereerst zuiver” is. Hieruit blijkt duidelijk dat u zich naar Gods morele maatstaven moet schikken. In feite verlangt Jehovah dat degenen die hem in het onderwijzen van de bijbel vertegenwoordigen, zelf goede voorbeelden „in eerbaarheid” zijn (1 Timotheüs 4:12). Het levenspatroon van vroege discipelen als Paulus en Timotheüs bevestigt dit; ze onthielden zich van immoraliteit en Paulus schreef zelfs: „Laat hoererij en allerlei onreinheid of hebzucht onder u zelfs niet ter sprake komen, zoals het heiligen past; ook geen schandelijk gedrag noch dwaas gepraat noch ontuchtig gescherts.” — Efeziërs 5:3, 4.

20, 21. Waarom bent u het eens met wat de apostel Johannes schreef, zoals in 1 Johannes 5:3 staat opgetekend?

20 Hoewel de in Gods Woord uiteengezette morele maatstaven duidelijk en specifiek zijn, vormen ze geen drukkende last. Dit was duidelijk voor Johannes, de langstlevende apostel. Op grond van wat hij gedurende tientallen levensjaren had waargenomen, wist hij dat de christelijke moraal niet schadelijk was. Integendeel, ze bleek heilzaam, nuttig en lonend te zijn. Johannes beklemtoonde dit door te schrijven: „Dit betekent de liefde tot God, dat wij zijn geboden onderhouden; en toch zijn zijn geboden geen drukkende last.” — 1 Johannes 5:3.

21 Merk echter op dat Johannes het gehoorzamen van God door middel van de christelijke moraal niet alleen maar als de beste handelwijze voorstelde omdat het ons vrijwaart voor problemen, voor de schadelijke gevolgen van een andere handelwijze. Hij plaatst dingen in het juiste perspectief door eerst te erkennen dat het een uiting van onze liefde voor Jehovah God is, een schitterende gelegenheid om onze liefde voor hem te tonen. Om onszelf of anderen te onderwijzen God lief te hebben, is het werkelijk nodig dat we zijn verheven maatstaven aanvaarden en toepassen. Ja, het betekent dat we onszelf en anderen de christelijke moraal bijbrengen.

[Voetnoten]

^ ¶8 Hoewel Josephus de joden beschreef als personen die geen heiligschennis pleegden, herformuleerde hij Gods wet als volgt: „Niemand zal laster spreken van de goden die andere steden vereren, en niemand zal vreemde tempels beroven of schatten die aan een of andere god zijn gewijd in bezit nemen.” (Wij cursiveren.) De Oude Geschiedenis van de Joden, Boek IV, hoofdstuk 8, paragraaf 10.

^ ¶9 De Oude Geschiedenis van de Joden, Boek XVIII, hoofdstuk 3, paragraaf 5.

Kunt u zich dit herinneren?

• Waarom moeten we studeren om onszelf te onderwijzen voordat we anderen onderwijzen?

• Hoe kan ons gedrag een bepaald licht op Jehovah werpen?

• Op wiens rechten zou een hoereerder inbreuk kunnen maken?

• Wat is uw vaste besluit betreffende de christelijke moraal?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 22]

’Zijn geboden zijn geen drukkende last’