Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Van militair commandant tot „soldaat van Christus”

Van militair commandant tot „soldaat van Christus”

Van militair commandant tot „soldaat van Christus”

Verteld door Mark Lewis

„Goedemorgen Majesteit.” „Goedemiddag Excellentie.” „Goedenavond minister-president.” Dat waren enkele begroetingen die ik gebruikte als piloot en bevelhebber van het vipsquadron van de Koninklijke Australische Luchtmacht. Ik vloog met staatshoofden en hooggeplaatste regeringsfunctionarissen door heel Australië en de rest van de wereld. Maar nu doe ik iets wat me veel meer voldoening geeft. Ik zal het uitleggen.

IK BEN in 1951 geboren in Perth (Australië) en mijn vader was militair. Toen ik vijftien was, werd ik lid van een zweefvliegclub. Dat was het begin van een levenslange liefde voor het vliegen.

Kort daarna gingen mijn ouders scheiden en viel ons gezin uiteen. De commandant van een squadron jachtvliegtuigen nam me liefdevol in zijn gezin op zodat ik mijn schoolopleiding kon afmaken. Door hem ben ik aan de militaire academie gaan studeren.

Ik haal mijn vliegbrevet

Zo’n zes jaar later studeerde ik af als luchtmachtofficier met een vliegbrevet en een graad in natuurkunde. Mijn eerste taak omvatte militaire transportvluchten in Australië, de Stille Zuidzee en Zuidoost-Azië. We vlogen vaak tussen hoge bergen door en landden dan in een diep dal op een baan van gras. Het was gevaarlijk werk. In die jaren verloor ons squadron diverse vliegtuigen en enkele goede mensen. Maar met onze vluchten konden we hulp bieden aan mensen in afgelegen gebieden. We transporteerden bouwmateriaal voor bruggen, kleine bulldozers voor de wegenbouw, voedselpakketten en medische teams. In noodgevallen vervoerden we ook patiënten.

In 1978 kreeg ik de bevoegdheid van vlieginstructeur en keerde ik terug naar de militaire academie om daar les te geven. Hier kreeg ik ook weer contact met Diane, die ik nog van vroeger kende. Ze had een driejarig dochtertje en was al jong weduwe geworden. Haar man was een van mijn medestudenten geweest en was later bij een vliegtuigongeluk om het leven gekomen. Toen ik haar ten huwelijk vroeg, wilde ze wat bedenktijd. Ze wist niet zeker of ze weer met een piloot wilde trouwen.

Intussen aanvaardde ik een benoeming voor een jaar als adjudant van de gouverneur-generaal van Australië. Door het leven in het gouverneurshuis in Canberra kreeg ik inzicht in het reilen en zeilen van de politiek. Het betekende dat ik van dichtbij te maken kreeg met burgerlijke, militaire en religieuze autoriteiten. Na afloop van mijn ambtstermijn ging ik weer als vlieginstructeur aan de slag. Diane en ik trouwden kort daarna, in 1980.

In 1982 werd ik in een uitwisselingsprogramma met de Amerikaanse luchtmacht voor een periode van twee jaar officier voor de vliegveiligheid. Mijn werk bracht me naar alle uithoeken van de Verenigde Staten en zelfs naar Noord-Ierland. Ik had ook de taak om vliegtuigongelukken te onderzoeken en vliegtuigontwerpen en vluchtgegevens te evalueren met het oog op het verbeteren van de veiligheid.

Terug naar Australië

Na onze terugkeer naar Australië werd ons gezin uitgebreid met een dochter, Kerry. Omdat ik het zo druk had, was Diane moeder en vader tegelijk, en ons gezinsleven leed daaronder. Drie jaar later kreeg ik mijn eerste commando — het vipsquadron van de luchtmacht dat ik eerder noemde. Toen in 1991 de Golfoorlog uitbrak, ondersteunde mijn squadron die VN-operatie en daarna ook andere operaties in Pakistan, Afghanistan, Afrika en Israël.

In 1992 werd ik stafofficier van de chef Defensie. Als persoonlijk assistent van de hoogste militaire commandant in Australië zag ik van heel dichtbij hoe de verhoudingen tussen het leger, de politiek en de VN lagen. Ik kwam tot de conclusie dat de VN in veel opzichten gebreken vertoonden. Toch leken de VN de enige hoop voor een betere wereld. Toen deden zich thuis ontwikkelingen voor die mij op andere gedachten brachten.

Diane krijgt antwoord op haar vragen

Al vanaf het overlijden van haar eerste man had Diane, die katholiek was, tevergeefs naar antwoorden gezocht. Toen onze oudste dochter, Renee, belangstelling begon te krijgen voor het occulte, werd de kwestie nog serieuzer. Diane zag bij een vriendin een Ontwaakt! liggen waarin een artikel over satanisme werd aangekondigd. * Ze had nog nooit een Ontwaakt! gezien. Onderweg naar huis vroeg ze zich af hoe ze aan dat tijdschrift kon komen.

Drie dagen later kwamen er Getuigen van Jehovah bij ons aan de deur en zo kreeg Diane haar tijdschrift. Later aanvaardde ze een Bijbelstudie en ging ze bijeenkomsten bezoeken. Ik vond het fijn voor haar dat ze studie kreeg en ging soms zelfs mee naar die bijeenkomsten, maar ik had geen behoefte me ook in de Bijbel te verdiepen. Ik vond mezelf niet religieus en hoewel ik in God geloofde, had ik te veel hypocrisie gezien om religie nog serieus te nemen. Ik begreep bijvoorbeeld niet waarom legerpredikanten liefde en vrede predikten en toch de oorlog ondersteunden.

Soms legde Diane tactvol enkele uitgaven van De Wachttoren en Ontwaakt! voor me neer. Af en toe las ik die en daarna legde ik ze weer precies zo terug als ik ze had aangetroffen. Ik wilde niet dat ze dacht dat ik misschien geïnteresseerd was. Toen mijn kennis van de Bijbel toenam, waren er twee Bijbelteksten die me dwarszaten. De ene was Openbaring 19:17 en 18, waar wordt gesproken over vogels die de vleesdelen van „militaire bevelhebbers” eten. De andere was Openbaring 17:3, waar melding wordt gemaakt van „een scharlakengekleurd wild beest”. De Getuigen zagen dit beest als een symbool van de VN, wat niet strookte met mijn ideeën over die organisatie. * Maar ik probeerde zulke vragen te verdringen.

In 1993 nodigde Diane me uit aanwezig te zijn bij haar doop, en dat verzoek overviel me een beetje. Ik vroeg haar: „Als je moest kiezen, koos je dan voor Jehovah of voor mij?” Ze antwoordde: „Voor Jehovah. Maar hopelijk hoef ik niet te kiezen. Ik wil jullie beiden in mijn leven hebben.” Ik besefte dat ik meer over die andere persoon in haar leven te weten moest komen. Een plaatselijke ouderling bood aan de Bijbel met me te bestuderen en ik ging op zijn aanbod in.

Ik raakte zeer geïnteresseerd in Bijbelse profetieën en dan vooral de profetieën die verband hielden met militaire of politieke geschiedenis. Tijdens mijn opleiding bij de luchtmacht had ik bijvoorbeeld de militaire prestaties van de oude Grieken bestudeerd. Nu leerde ik dat veel van die geschiedenis al eeuwen van tevoren was opgetekend in Daniël hoofdstuk 8. Zulke profetieën overtuigden me er geleidelijk van dat de Bijbel door God geïnspireerd is.

Ik herzag ook mijn mening over de VN. Ik wist dat er voor de problemen van de mensheid geen militaire oplossing bestond, dat door met oorlog te dreigen geen echte vrede kon worden bereikt, en dat de VN geen oplossing konden vinden voor de politieke, religieuze en etnische verdeeldheid die de oorzaak zijn van oorlog. Ik ging inzien dat alleen God de problemen van de mensheid kan oplossen. En het bleek dat God hier al mee bezig was onder de wereldwijde broederschap van Jehovah’s Getuigen (Psalm 133:1; Jesaja 2:2-4). Maar ik vroeg me af of ik bereid was mijn militaire carrière op te geven om God te dienen.

Een standpunt voor de waarheid

Toen ik in 1994 een congres van Jehovah’s Getuigen in Sydney bijwoonde, bereikten de dingen een climax. Er werd een gekostumeerd Bijbels toneelstuk opgevoerd waarin werd getoond hoe de Israëlieten moesten kiezen of ze Jehovah zouden dienen of Baäl, een Kanaänitische god. Jehovah’s profeet Elia daagde de Israëlieten uit: „Hoe lang zult gij nog op twee verschillende gedachten hinken? Indien Jehovah de ware God is, gaat hem volgen; maar is het Baäl, gaat hem volgen” (1 Koningen 18:21). Die woorden raakten me diep. Net als de Israëlieten had ik nog steeds geen knoop doorgehakt. Ik moest een keuze maken: zou ik Jehovah gaan dienen of mijn militaire carrière voortzetten?

Toen we die avond naar huis reden, vertelde ik Diane dat ik de luchtmacht zou verlaten om een Getuige te worden. Ze was verbaasd dat ik zo plotseling een beslissing had genomen, maar ze gaf me alle steun. Enkele dagen later was ik nog steeds niet van gedachten veranderd en dus diende ik mijn ontslag in.

In die tijd was ik bevelhebber van het korps officierscadetten bij de Australische Militaire Academie in de hoofdstad Canberra. Ik had de leiding over de militaire en academische opleiding van zo’n 1300 personen, onder wie officierscadetten van de landmacht, de marine en de luchtmacht. Op de laatste dag van het studiejaar sprak ik zo’n 400 personeelsleden en laatstejaarscadetten toe en vertelde ik hun dat ik de krijgsmacht zou verlaten om van huis tot huis te gaan prediken. Die mededeling leverde heel wat interessante gesprekken op.

In de volletijddienst

Ik begon met prediken op de dag nadat mijn ontslag was ingegaan. Drie maanden later, in april 1995, werd ik gedoopt. Vervolgens gaf ik me zodra dat kon op als gewone pionier, wat betekende dat ik al mijn tijd aan de prediking zou besteden.

Mijn metamorfose van militair commandant in een „soldaat van Christus” vergde heel wat aanpassingen (2 Timotheüs 2:3). Een van mijn eerste taken was het verzorgen van de microfoons tijdens de vergaderingen. Ik leerde dat ik in plaats van orders uit te delen, anderen moest vragen of ze iets wilden doen. Inschikkelijkheid en liefde zijn belangrijker geworden dan efficiëntie, hoewel ik nog steeds moeite moet doen om hierin het evenwicht te bewaren. En omdat ik minder ging verdienen, moesten we onze leefstijl vereenvoudigen.

Ik geniet nog steeds van de prediking. Toen ik een keer met onze destijds negenjarige dochter Kerry aan het prediken was, vroeg ik haar om op de reactie van de huisbewoners te letten. We zagen al gauw dat veel mensen niet geïnteresseerd waren maar dat sommigen wel vriendelijk of zelfs geïnteresseerd waren. Dat was voor ons alle twee heel aanmoedigend. Onze andere dochter heeft ook een tijdje de Bijbel bestudeerd, maar heeft er op het moment voor gekozen Jehovah niet te dienen.

Diane en ik moedigden Kerry aan zich de volletijddienst ten doel te stellen. Onlangs had ik het voorrecht samen met haar de Pioniersschool mee te maken. Voor haar was het de eerste keer en voor mij de tweede. Het geeft ons veel vreugde haar en andere jongeren te zien die in geestelijk opzicht vorderingen maken en zich inspannen in de prediking. — Psalm 110:3.

Rijke zegeningen

Als ik terugkijk, zie ik overeenkomsten en verschillen tussen het dienen in de luchtmacht en het dienen als soldaat van Christus. Beide rollen vereisen loyaliteit, gehoorzaamheid, integriteit, zelfdiscipline en zelfopoffering. Maar hoewel veel militairen misschien bereid zijn voor hun land en vrienden te sterven, moeten ware christenen zelfs hun vijanden liefhebben (Mattheüs 5:43-48). En terwijl militaire helden soms worden onderscheiden voor één daad van moed, winnen ware christenen Gods goedkeuring door getrouw dienst te blijven verrichten — wat kan betekenen dat iemand jaar in jaar uit moed toont onder tegenstand, spot en andere beproevingen (Hebreeën 10:36-39). Mijn medechristenen zijn de schitterendste mensen die ik ken.

In tegenstelling tot de begroetingen die ik aan het begin van dit verhaal noemde, zeg ik tegenwoordig: „Goedemorgen zuster” of „Goedenavond broeder”. Het geeft me geweldig veel vreugde om samen met mensen die echt van God houden in de christelijke bediening te staan. Maar de grootste eer is om de Allerhoogste, Jehovah, te dienen! De manier waarop ik mijn leven leid, geeft me de meest denkbare voldoening.

[Voetnoten]

^ ¶15 Uitgave van 22 oktober 1989, blz. 2-10.

[Inzet op blz. 14]

Veel militairen zijn misschien bereid voor hun land en vrienden te sterven, maar ware christenen moeten zelfs hun vijanden liefhebben

[Illustratie op blz. 12, 13]

Vlucht met een vipvliegtuig van de luchtmacht boven het parlementsgebouw in Canberra

[Illustratie op blz. 15]

Bijbels toneelstuk op het congres in Sydney (1994)

[Illustratie op blz. 15]

Met Kerry op de Pioniersschool

[Illustratie op blz. 15]

Een recente foto van Diane, Kerry en mij