LEVENSVERHAAL

Jehovah liet ons ‘bloeien waar we werden geplant’

Jehovah liet ons ‘bloeien waar we werden geplant’

‘BLOEI waar je geplant bent.’ Dat klinkt misschien als vreemd advies. Maar Mats en Ann-Catrin uit Zweden zijn in hun leven heel vaak ‘geplant’. Hoe heeft dat advies ze geholpen?

In 1979 ging de familie Kassholm naar Gilead. Daar kregen ze van Jack Redford, een van de leraren, het advies te horen dat ze vaak heeft geholpen. Ze zijn door de jaren heen ‘ontworteld’ en ‘overgeplant’ naar Iran, Mauritius, Myanmar, Oeganda, Tanzania en Zaïre. Hier volgt hun verhaal.

Hoe hebben jullie de waarheid leren kennen?

Mats: Mijn vader had tijdens de Tweede Wereldoorlog in Polen veel hypocrisie gezien in de katholieke kerk. Toch zei hij vaak: ‘Er moet ergens waarheid te vinden zijn!’ Op een dag kwam ik erachter dat hij gelijk had. Ik kocht vaak tweedehands boeken. Op één daarvan, een blauwe, stond: De waarheid die tot eeuwig leven leidt. Die titel fascineerde me en ik las het boek die nacht in één ruk uit. Tegen de ochtend wist ik dat ik de waarheid had gevonden!

Vanaf april 1972 las ik nog veel meer publicaties van Jehovah’s Getuigen. Ik kreeg antwoord op al mijn vragen over de Bijbel. Ik voelde me als de koopman in Jezus’ gelijkenis die besloot alles wat hij had te verkopen om een heel kostbare parel te kopen. Ik ‘verkocht’ mijn plan om medicijnen te studeren zodat ik de ‘parel’ die ik had gevonden, de waarheid, kon kopen (Matth. 13:45, 46). Op 10 december 1972 liet ik me dopen.

Binnen een jaar lieten ook mijn ouders en mijn jongere broer zich dopen. In juli 1973 begon ik met de volletijddienst. Een van de ijverige pioniers in onze gemeente was Ann-Catrin, een knappe zuster die geestelijk ingesteld was. We werden verliefd en we trouwden in 1975. De volgende vier jaar dienden we in het prachtige Strömsund, een vruchtbaar gebied in Zweden.

Ann-Catrin: Mijn vader leerde de waarheid kennen aan het eind van zijn universitaire studie in Stockholm. Hoewel ik maar drie maanden oud was, nam hij me mee naar de vergaderingen en in de dienst. Mijn moeder was daar niet blij mee en wilde bewijzen dat de Getuigen het bij het verkeerde eind hadden. Maar dat lukte haar niet en dus liet ook zij zich dopen. Ik ben gedoopt op mijn 13de. Toen ik 16 was, begon ik met pionieren in Umeå, waar veel behoefte was. Later werd ik speciale pionier.

Na ons trouwen mochten we meerdere mensen helpen de waarheid te leren kennen. Een van hen was een meisje dat Maivor heette. Ze gaf een sportcarrière op en werd de pionierspartner van mijn jongere zus. In 1984 gingen ze allebei naar Gilead en nu dienen ze als zendeling in Ecuador.

Hoe hebben jullie in al jullie zendingstoewijzingen het advies opgevolgd om te ‘bloeien waar je geplant bent’?

Mats: Als zendelingen zijn we vaak ‘verplant’. Maar we hebben geprobeerd om ‘geworteld’ te blijven in Jezus door ons best te doen hem na te volgen, vooral zijn nederigheid (Kol. 2:6, 7). We gingen er nooit van uit dat broeders en zusters zich aan ons zouden aanpassen, maar probeerden te ontdekken waarom ze iets op een bepaalde manier deden. We wilden hun manier van denken en cultuur begrijpen. Hoe meer we Jezus navolgden, hoe meer we het gevoel hadden dat we waren ‘geplant aan waterstromen’, zodat we overal tot bloei konden komen (Ps. 1:2, 3).

We hebben veel gereisd om gemeenten te bezoeken

Ann-Catrin: Als een boom wordt verplant, heeft hij ook warm zonlicht nodig om te groeien. Jehovah is altijd onze ‘zon’ geweest (Ps. 84:11). Hij heeft ons de warmte van onze lieve broeders en zusters gegeven. In Iran bijvoorbeeld konden we in onze kleine gemeente in Teheran de gastvrijheid meemaken die in Bijbelse tijden gebruikelijk was. We waren graag in Iran gebleven, maar in juli 1980 werden Jehovah’s Getuigen daar verboden. We moesten binnen 48 uur het land verlaten. Onze nieuwe toewijzing was Zaïre (nu Congo) in Afrika.

Mooie herinneringen aan onze tijd in Zaïre (1982)

Ik moest huilen toen ik hoorde dat we naar Afrika gingen. Wat ik had gehoord over slangen en ziekten maakte me bang. Maar twee goede vrienden die lang in Afrika hadden gediend zeiden: ‘Je bent er nog nooit geweest! Geef Afrika een kans en je gaat er echt van houden.’ En dat was waar. De broeders en zusters zijn lief en hartelijk. Toen we zes jaar later vanwege een verbod Zaïre moesten verlaten, moest ik bij mezelf lachen omdat ik nu aan Jehovah vroeg: ‘Mogen we alstublieft in Afrika blijven?’

Wat heeft jullie door de jaren heen veel vreugde gegeven?

Onze ‘slaapkamer’ in Tanzania (1988)

Mats: Ik denk meteen aan de hechte vriendschappen met zendelingen uit verschillende landen. En aan de diepe vreugde die we in sommige gebieden voelden omdat we zo veel Bijbelstudies konden leiden. Soms hadden we er allebei wel 20! Ik zal ook nooit de liefde en gastvrijheid van onze broeders en zusters in Afrika vergeten. Toen we in Tanzania de gemeenten bezochten, mochten we onze ‘slaapkamer’ — een Volkswagen Kombi — altijd bij het huis van broeders en zusters parkeren. Ze waren heel gastvrij en gaven ons vaak ‘boven hun vermogen’ (2 Kor. 8:3). Iets heel speciaals voor ons is wat we ‘verteltijd’ noemden. Elke avond praatten we over alles wat we die dag hadden meegemaakt, en we bedankten Jehovah dat hij bij ons was.

Ann-Catrin: Ik vond het heel leuk broeders en zusters van over de hele wereld te leren kennen. We hebben nieuwe talen geleerd, zoals Farsi, Frans, Luganda en Swahili, en we hebben interessante culturen leren kennen. We hebben nieuwe discipelen opgeleid, echte vrienden gemaakt en ‘schouder aan schouder’ met ze gewerkt in Jehovah’s dienst (Zef. 3:9).

We hebben ook de enorme diversiteit van Jehovah’s prachtige schepping gezien. Elke nieuwe toewijzing in Jehovah’s dienst voelde als een nieuw avontuur met Jehovah als Gids. Dankzij hem hebben we dingen meegemaakt die we anders nooit zouden hebben ervaren.

Het gevarieerde gebied in Tanzania

Welke problemen hebben jullie meegemaakt en hoe zijn jullie ermee omgegaan?

Mats: We hebben verschillende tropische ziekten gehad, waaronder malaria. En Ann-Catrin heeft een paar spoedoperaties ondergaan. Daarnaast hebben we ons zorgen gemaakt om onze ouders. We zijn erg dankbaar dat onze broers en zussen voor ze hebben gezorgd. Ze hebben dat gedaan met geduld, vreugde en liefde (1 Tim. 5:4). Toch waren we soms verdrietig omdat we graag meer voor onze ouders wilden doen dan wat we op afstand konden betekenen.

Ann-Catrin: In 1983 werd ik in Zaïre ernstig ziek door cholera. De dokter zei tegen Mats: ‘Ze moet nu het land uit!’ De volgende dag namen we de enige beschikbare vlucht naar Zweden: een vrachtvliegtuig.

Mats: We huilden omdat we dachten dat dat het einde van onze zendingsdienst was. In tegenstelling tot wat de dokter had voorspeld, herstelde Ann-Catrin. Een jaar later konden we terug naar Zaïre. Deze keer gingen we naar een kleine Swahili-gemeente in Lubumbashi.

Ann-Catrin: In Lubumbashi kreeg ik een miskraam. Hoewel we niet van plan waren een gezin te stichten, kwam het verlies van ons kindje hard aan. Maar in die verdrietige tijd gaf Jehovah ons onverwacht iets moois. We konden meer Bijbelstudies beginnen dan ooit. Binnen een jaar groeide de gemeente van 35 tot 70 verkondigers en steeg het aantal aanwezigen op de vergaderingen van 40 tot 220. We hadden het heel druk in de dienst en Jehovah’s zegen was een grote troost. Toch denken we nog vaak aan onze kleine en praten we er veel over. We kijken ernaar uit mee te maken hoe Jehovah ons hart volledig zal genezen.

Mats: Op een gegeven moment begon Ann-Catrin zich erg vermoeid te voelen. Ik kreeg te horen dat ik stadium 4 darmkanker had en een zware operatie nodig had. Maar nu gaat het goed met me en Ann-Catrin doet wat ze kan.

We zijn gaan beseffen dat we niet de enigen zijn die het moeilijk hebben. Na de genocide in Rwanda in 1994 hebben we heel wat broeders en zusters in vluchtelingenkampen bezocht. Hun geloof, volharding en bijzondere gastvrijheid hebben ons geleerd dat Jehovah de macht heeft om zijn volk in elke beproeving te steunen (Ps. 55:22).

Ann-Catrin: We maakten ook iets ergs mee toen we in 2007 in Oeganda waren voor de inwijding van het bijkantoor. Na het programma gingen we met een groep van ongeveer 25 zendelingen en Bethelieten naar Nairobi in Kenia. Vlak voor de grens met Kenia schoot een tegemoetkomende vrachtwagen ineens onze weghelft op en botste frontaal op ons. De chauffeur en vijf van ons waren op slag dood en één zuster overleed later in het ziekenhuis. Wat kijken we ernaar uit onze vrienden weer terug te zien! (Job 14:13-15)

Het duurde even voordat ik lichamelijk hersteld was. Maar net als anderen in de groep kregen Mats en ik last van een posttraumatische stressstoornis. Ik kreeg vaak midden in de nacht paniekaanvallen. Het voelde alsof ik een hartaanval had. Dat was echt vreselijk. Maar we baden vurig tot Jehovah en lazen een paar van onze lievelingsteksten. Dat had een kalmerend effect op ons. We hebben ook baat gehad bij professionele hulp. Nu kunnen we beter met de symptomen omgaan. En we vragen Jehovah om ons te helpen anderen die met net zulke trauma’s worstelen te troosten.

Jullie hebben eens gezegd dat Jehovah jullie droeg ‘als rauwe eieren’. Wat betekent dat?

Mats: Dat komt van een gezegde in het Swahili: Tumebebwa kama mayai mabichi. Dat betekent: we werden gedragen als rauwe eieren. Net zoals je met rauwe eieren voorzichtig bent zodat ze niet breken, zo heeft Jehovah ons in elke toewijzing liefdevol en teder verzorgd. We hadden altijd wat we nodig hadden, en zelfs meer. We hebben Jehovah’s liefde en steun onder andere gevoeld door het medeleven van het Besturende Lichaam.

Ann-Catrin: Ik wil graag een voorbeeld geven van Jehovah’s lieve zorg. Ik kreeg op een dag een telefoontje uit Zweden omdat mijn vader op de intensive care lag. Mats was net hersteld van een malaria-aanval. Omdat we ons geen vliegtickets konden veroorloven, besloten we onze auto te verkopen. Maar toen kregen we nog twee telefoontjes. Eén kwam van een stel dat had gehoord wat er was gebeurd en een ticket wilde betalen. En het andere kwam van een oudere zuster die geld had gespaard in een doos met daarop ‘Voor iemand in nood’. Binnen een paar minuten was Jehovah ons te hulp gekomen (Hebr. 13:6).

Als je terugkijkt op 50 jaar volletijddienst, wat heb je dan geleerd?

In onze nieuwe toewijzing in Myanmar

Ann-Catrin: Ik ben erachter gekomen dat onze kracht ‘in kalmte en vertrouwen’ ligt. Als je op Jehovah vertrouwt, maakt hij jouw strijd tot zijn strijd (Jes. 30:15; 2 Kron. 20:15, 17). Door Jehovah in elke toewijzing het beste te geven, hebben we meer zegeningen gekregen dan anders het geval was geweest.

Mats: Het belangrijkste dat ik heb geleerd is om in elke situatie op Jehovah te vertrouwen en erop te letten hoe hij het voor me opneemt (Ps. 37:5). Hij heeft beloofd dat te doen en daar heeft hij zich altijd aan gehouden. En dat merken we nu nog steeds in onze toewijzing op Bethel in Myanmar.

We hopen dat veel jongeren hun dienst willen uitbreiden zodat ook zij Jehovah’s loyale liefde zullen voelen. En we zijn ervan overtuigd dat dat zal gebeuren als ze toestaan dat Jehovah ze laat bloeien waar ze ook worden geplant.