Was Petrus de eerste paus?
‘Kardinaal Jorge Mario Bergoglio, S.J., is aangesteld als paus, de 265ste opvolger van Petrus.’ — INFORMATIEDIENST VAN HET VATICAAN, VATICAANSTAD, 13 MAART 2013.
‘De bisschop van Rome heeft het primaatschap over de gehele kerk, aangezien hij de opvolger is van Sint-Petrus, die dat voorrecht van Jezus Christus heeft gekregen.’ — THE PRIMACY OF THE BISHOP OF ROME DURING THE FIRST THREE CENTURIES, 1903, DOOR VINCENT ERMONI.
‘Als iemand zegt (...) dat de paus niet de opvolger is van de Gezegende Petrus betreffende dit primaatschap; laat hem geëxcommuniceerd worden.’ — HET EERSTE VATICAANS CONCILIE, 18 JULI 1870.
VOOR miljoenen katholieken wereldwijd is het besluit van het Eerste Vaticaans Concilie uit 1870 een dogma, een bindende leerstelling. Maar is het een Schriftuurlijke leerstelling? Is paus Franciscus echt een opvolger van de apostel Petrus? En was Petrus de eerste paus?
‘OP DIE STEENROTS ZAL IK MIJN KERK BOUWEN’
Het besluit van het Vaticaans Concilie in 1870 was voornamelijk gebaseerd op zijn uitleg van Mattheüs 16:16-19 en Johannes 21:15-17. Deze gesprekken tussen Jezus en Petrus laten, net als andere Bijbelverslagen, zien dat de apostel Petrus een belangrijke rol speelde in de geschiedenis van het vroege christendom. De eerste keer dat ze elkaar ontmoetten, zei Jezus al dat Petrus een rots zou zijn (Johannes 1:42). Maar werd hij plaatsbekleder van Christus oftewel kreeg hij het primaatschap?
In Mattheüs 16:17, 18 zegt Jezus tegen Petrus: ‘Jij bent Petrus [wiens naam ‘een stuk rots’ betekent]; op die steenrots zal Ik mijn kerk bouwen.’ * Bedoelde Jezus dat Petrus, een mens, het fundament zou zijn van zijn ‘kerk’ of gemeente? Zou Petrus het hoofd worden van alle volgelingen van Jezus? Hoe vatten de andere apostelen die bij dat gesprek aanwezig waren de woorden van Jezus op? Uit de evangeliën blijkt dat ze later meerdere keren ruzieden over wie de grootste onder hen was (Mattheüs 20:20-27; Markus 9:33-35; Lukas 22:24-26). Als Jezus het primaatschap al aan Petrus had gegeven of hem als hoofd had aangesteld, zou er dan nog onduidelijkheid zijn geweest over wie de grootste was onder de apostelen?
Hoe vatte Petrus Jezus’ woorden op? Als Israëliet moet Petrus bekend zijn geweest met verschillende Hebreeuwse voorspellingen waarin over een ‘rots’ of ‘hoeksteen’ werd gesproken (Jesaja 8:13, 14; 28:16; Zacharia 3:9). Toen hij een van die voorspellingen aanhaalde in een brief aan zijn medegelovigen, legde Petrus uit dat Jezus Christus, de Messias, de voorspelde ‘hoeksteen’ was. Petrus gebruikte de Griekse term petra (hetzelfde woord dat Jezus gebruikte in Mattheüs 16:18) om specifiek Jezus aan te duiden (1 Petrus 2:4-8).
Paulus was ook een trouwe volgeling van Jezus. Geloofde hij dat Jezus het primaatschap aan Petrus had gegeven? Paulus erkende Petrus’ positie onder de eerste christenen, want hij schreef dat Petrus een van de mannen was die bekendstonden als ‘steunpilaren’. Voor Paulus waren er dus meerdere ‘steunpilaren’ (Galaten 2:9). En als Petrus door Jezus als hoofd van de gemeente was aangesteld, zouden zijn medegelovigen niet hebben getwijfeld over zijn functie en zou hij niet alleen maar als steunpilaar hebben bekendgestaan.
Toen Paulus schreef over het feit dat Petrus mensen niet altijd gelijk behandelde, zei hij respectvol maar heel direct: ‘Toen Kefas [Petrus] in Antiochië was gekomen, heb ik hem openlijk de waarheid gezegd, want hij bleek schuldig’ (Galaten 2:11-14). Paulus was niet van mening dat Jezus zijn kerk of gemeente op Petrus of welk onvolmaakt mens maar ook had gebouwd. Hij geloofde juist dat Jezus het fundament van de gemeente was, zoals hij ook zei: ‘Die rots was Christus’ (1 Korinthiërs 3:9-11; 10:4).
‘JIJ BENT PETRUS . . .’
Wat bedoelde Jezus dan met de woorden: ‘Jij bent Petrus; op die steenrots zal Ik mijn kerk bouwen’? Om een zin goed te begrijpen, moeten we kijken naar de tekst eromheen. Waar hadden Jezus en Petrus het over? Jezus had net aan zijn volgelingen gevraagd: ‘Wie ben ik volgens jullie?’ Petrus zei meteen: ‘U bent de Messias, de Zoon van de levende God.’ Jezus prees Petrus voor zijn antwoord en voegde eraan toe dat hij zijn ‘kerk’ of Mattheüs 16:15-18).
gemeente zou bouwen op een nog steviger ‘rots’. Die rots was degene op wie Petrus vertrouwde — Jezus zelf (Wat betekenen Jezus’ woorden: ‘Jij bent Petrus; op die steenrots zal Ik mijn kerk bouwen’?
In overeenstemming hiermee zeiden veel ‘kerkvaders’ dat Jezus de rots in Mattheüs 16:18 is. Augustinus, een ‘kerkvader’ uit de vijfde eeuw, schreef: ‘De Heer zei: “Op die steenrots zal ik mijn kerk bouwen”, omdat Petrus had gezegd: “U bent de Messias, de Zoon van de levende God.” Op deze rots, die jij beleed, zal ik dus mijn kerk bouwen.’ Augustinus zei meerdere keren dat ‘Christus de Rots (Petra) was’.
Augustinus en anderen zouden volgens de huidige katholieke lering ketters zijn geweest. Volgens Ulrich Luz, een Zwitserse theoloog, zou zelfs de heersende opvatting over dit onderwerp onder Bijbelgeleerden van nu door het Vaticaans Concilie uit 1870 als ketterij zijn beschouwd.
DE PAUS: PETRUS’ OPVOLGER?
Petrus kende de titel paus niet. Tot de negende eeuw gaven veel niet-Romeinse bisschoppen zichzelf die titel. Toch werd de term tot het einde van de 11de eeuw maar zelden als officiële titel gebruikt. Bovendien dacht geen enkele eerste-eeuwse christen dat een primaatschap dat aan Petrus zou zijn gegeven, was overgegaan op een opvolger. Daarom trok Martin Hengel, een Duitse geleerde, de conclusie dat ‘pauselijk “primaatschap” vanuit historisch en theologisch standpunt niet te bewijzen is’.
Was Petrus dus de eerste paus? Had hij opvolgers? Is het katholieke dogma van pauselijk primaatschap Schriftuurlijk? Het enige antwoord op deze vragen is nee. Jezus bouwde inderdaad zijn kerk, zijn ware gemeente, maar hijzelf was het fundament (Efeziërs 2:20). De vraag die we onszelf daarom moeten stellen is: heb ik die ware gemeente gevonden?
^ ¶8 Alle Bijbelcitaten in dit artikel komen uit de Willibrordvertaling, de standaardvertaling van de rooms-katholieke geloofsgemeenschap in het Nederlands taalgebied.