COVERONDERWERP | U KUNT DE BIJBEL BEGRIJPEN
Hulp om de Bijbel te begrijpen
Stel u eens voor dat u voor het eerst naar een ander land gaat. U komt mensen tegen die een andere taal spreken, u komt in aanraking met nieuwe gewoonten, het eten is totaal anders dan u gewend bent en u moet betalen in een vreemde munteenheid. Het is heel normaal als u dit verwarrend zou vinden.
Zo zou u zich ook kunnen voelen als u voor het eerst de Bijbel leest. U komt terecht in een oude, onbekende wereld. Daar ontmoet u een volk dat de Filistijnen heet en krijgt u te maken met rare gewoonten zoals het ‘scheuren van kleren’. Ook maakt u kennis met voedsel dat manna heet en met de drachme, een oude munt (Exodus 16:31; Jozua 13:2; 2 Samuël 3:31; Lukas 15:9). Zou u het niet prettig vinden om, net als bij een bezoek aan een ander land, hulp te krijgen van iemand die u meer uitleg kan geven?
HULP IN HET VERLEDEN
Al sinds er in de 16de eeuw v.Chr. met het schrijven van de Bijbelboeken werd begonnen, worden mensen geholpen de inhoud ervan te begrijpen. Mozes bijvoorbeeld, de eerste leider van de Israëlieten, legde uit wat er was opgetekend (Deuteronomium 1:5).
Zo’n tien eeuwen later waren er nog steeds bevoegde personen die de Schriften onderwezen. In 455 v.Chr. kwam een grote groep Joden, onder wie veel kinderen, bij elkaar op een plein in Jeruzalem. Bijbelonderwijzers waren daar aan het ‘voorlezen uit het [heilige] boek’. Maar ze deden nog meer. ‘Zij bleven het voorgelezene begrijpelijk maken’ (Nehemia 8:1-8).
Vijf eeuwen later was Jezus met een vergelijkbaar werk bezig. Hij stond in zijn tijd zelfs hoofdzakelijk bekend als leraar (Johannes 13:13). Hij onderwees zowel afzonderlijke personen als grote groepen. Op een keer hield hij een belangrijke toespraak, de Bergrede, voor een grote groep mensen, en ze ‘stonden versteld van zijn manier van onderwijzen’ (Mattheüs 5:1, 2; 7:28). In het voorjaar van 33 sprak Jezus met twee van zijn volgelingen terwijl ze naar een dorp in de buurt van Jeruzalem liepen, waarbij hij ‘de Schriften volledig voor ze opende’ oftewel duidelijk uitlegde (Lukas 24:13-15, 27, 32).
Ook Jezus’ volgelingen legden Gods Woord uit. Toen een regeringsbeambte uit Ethiopië een gedeelte uit de Schriften las, kwam Filippus, een volgeling van Jezus, naar hem toe en vroeg: ‘Weet gij eigenlijk wel wat gij leest?’ De Ethiopiër antwoordde: ‘Hoe zou ik dat toch ooit kunnen, tenzij iemand mij leidt?’ Vervolgens legde Filippus het gedeelte aan hem uit (Handelingen 8:27-35).
HULP IN DEZE TIJD
Net als Bijbelonderwijzers in het verleden geven Jehovah’s Getuigen in deze tijd Bijbelles, en dat in 239 landen (Mattheüs 28:19, 20). Elke week helpen ze meer dan negen miljoen mensen de Bijbel te begrijpen. Veel van die leerlingen hebben een niet-christelijke achtergrond. De lessen zijn gratis en kunnen gehouden worden bij iemand thuis of op een andere geschikte locatie. Sommigen gebruiken een telefoon, computer of tablet om lessen te volgen.
U kunt aan een van Jehovah’s Getuigen vragen wat deze cursus precies inhoudt. U zult merken dat de Bijbel een open boek is, ‘nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid’ zodat u ‘volledig toegerust bent voor ieder goed werk’ (2 Timotheüs 3:16, 17).