Miljoenen mensen overal ter wereld vieren kerst, om verschillende redenen. Veel mensen vieren het voor de gezelligheid, samen met vrienden en familie. Anderen denken na over God of doen iets extra’s voor armen en behoeftigen. Op zich is er niets mis met die redenen. Maar kerst heeft ook negatieve kanten.

Om te beginnen geloven veel mensen dat met kerst de geboorte van Jezus wordt gevierd. Maar historici zijn het er algemeen over eens dat zijn geboortedatum niet bekend is. The Christian Book of Why zegt: „In een poging zich van alle heidense praktijken te ontdoen, weigerden de vroege christenen een datum voor de geboortedag van Jezus aan te wijzen.” Het is interessant dat de Bijbel geen aanwijzingen bevat dat Jezus zelf ooit zijn verjaardag of die van iemand anders heeft gevierd. Hij heeft zijn volgelingen wel de opdracht gegeven zijn dood te herdenken (Lukas 22:19).

Ook zijn veel onderzoekers het erover eens dat de meeste kersttradities afgeleid zijn van niet-christelijke en heidense gebruiken. Daarbij horen de Kerstman, kerstboom, mistletoe, kerstkransen, kerstliedjes, het geven van cadeautjes en het branden van kaarsen. Over sommige van die gebruiken zegt het boek The Externals of the Catholic Church: „Wie weet er nog dat we waarschijnlijk heidense gebruiken volgen als we kerstcadeaus geven of krijgen en kerstkransen in onze huizen en kerken hangen?”

Maar misschien denkt u: wat is er mis met die onschuldige gebruiken? Denk eens na over het volgende. God keurt het vermengen van heidense gebruiken en ware aanbidding af. Via zijn profeet Amos vertelde Jehovah, God, zijn koppige aanbidders in het oude Israël: „Ik heb gehaat, ik heb verworpen uw feesten (...) Neem van mij het lawaai van uw liederen weg” (Amos 5:21, 23).

Vanwaar die ongezouten taal? Het volk van het noordelijke koninkrijk Israël had het ernaar gemaakt. Hun eerste koning, Jerobeam, plaatste gouden kalveren in de steden Dan en Bethel. Daarna haalde hij het volk ertoe over die te aanbidden in plaats van Jehovah volgens Zijn instructies in de tempel in Jeruzalem te aanbidden. De koning voerde ook feesten in en stelde priesters aan om het volk te helpen die te vieren (1 Koningen 12:26-33).

Wat die Israëlieten deden was schijnbaar voor een goede zaak. Ze dachten dat ze op die manier God konden aanbidden en dat hij hun aanbidding goedkeurde. Maar Gods duidelijke taal via Amos en anderen geeft goed weer hoe erg God zulke praktijken vond. Via de profeet Maleachi zei God: „Ik ben Jehovah; ik ben niet veranderd” (Maleachi 3:6). Hoe zou God dan denken over de vele kerstgebruiken in deze tijd?

Miljoenen mensen hebben op basis van bovenstaande redenen besloten om geen kerst te vieren. Ze halen het hele jaar door echte voldoening en vreugde uit omgang met vrienden en familie en het helpen van anderen.