Jezus geeft Nikodemus uitleg over geboorte uit water en geest (gnj 3 00:00-04:43)

Jo 3:1-13

De Mensenzoon moet worden opgeheven zoals de slang in de woestijn (gnj 3 04:43-05:02)

Jo 3:14, 15

God heeft zijn eniggeboren Zoon niet gestuurd om de wereld te oordelen maar om de wereld te redden (gnj 3 05:02-07:52)

Jo 3:16-21

Johannes’ laatste getuigenis over Jezus (gnj 3 08:08-10:19)

Jo 3:22-30

Geloven in de Zoon, die van boven komt, betekent eeuwig leven (gnj 3 10:19-11:45)

Jo 3:31-36

Johannes gevangengezet (gnj 3 11:45-13:28)

Mr 6:17-20; Mt 14:3-5; Lu 3:19, 20

Jezus komt vermoeid aan bij de Jakobsput in Sichar in Samaria (gnj 3 13:28-14:35)

Jo 4:1-6

Jezus begint een gesprek met een Samaritaanse vrouw (gnj 3 14:35-16:52)

Jo 4:7-15

Jezus onderwijst de Samaritaanse vrouw over ware aanbidding (gnj 3 16:52-18:39)

Jo 4:16-24

Jezus vertelt aan de Samaritaanse vrouw dat hij de Messias is (gnj 3 18:39-19:06)

Jo 4:25, 26

De Samaritaanse vrouw geeft getuigenis aan anderen (gnj 3 19:06-19:45)

Jo 4:27-30

Jezus vergelijkt doen van Gods wil met voedsel, praat over geestelijke oogst (gnj 3 19:45-21:15)

Jo 4:31-38

Veel Samaritanen geloven dat Jezus ‘de redder van de wereld’ is (gnj 3 21:15-22:07)

Jo 4:39-42

Jezus predikt in Galilea (gnj 3 22:07-23:07)

Jo 4:43-45; Mr 1:14, 15; Mt 4:17; Lu 4:14, 15

Jezus geneest de zoon van een hofbeambte in Kana in Galilea (gnj 3 23:07-26:20)

Jo 4:46-54

Niet geaccepteerd in Nazareth (gnj 3 26:20-30:48)

Lu 4:16-30

Jezus gaat naar Kapernaüm (gnj 3 30:53-31:56)

Mt 4:13-16

Wonder visvangst; eerste discipelen (gnj 3 31:56-39:34)

Lu 5:1-11; Mt 4:18-22; Mr 1:16-20