Handelingen van apostelen 1:1-26
Voetnoten
Aantekeningen
Handelingen van apostelen: De Griekse titel Praxeis Apostolon komt voor in een aantal manuscripten uit de tweede eeuw, hoewel er geen aanwijzingen zijn dat het boek oorspronkelijk een titel had. Het boek is een vervolg op het evangelie dat door Lukas geschreven is. (Zie aantekening bij Han 1:1.) Het behandelt voornamelijk de activiteiten van Petrus en Paulus, niet die van alle apostelen. Het boek geeft een uitgebreid, betrouwbaar verslag van het spectaculaire begin en de snelle groei van de christelijke gemeente, eerst onder de Joden, dan onder de Samaritanen en ten slotte onder de heidenen. (Zie aantekening bij Mt 16:19.) Ook geeft het de historische achtergrond van de geïnspireerde brieven in de Griekse Geschriften.
het eerste verslag: Lukas verwijst hier naar zijn evangelieverslag over Jezus’ leven. In dat verslag focuste hij op ‘alles wat Jezus heeft gedaan en onderwezen, vanaf het begin’. In het boek Handelingen gaat Lukas verder waar hij gebleven is en tekent hij op wat Jezus’ volgelingen zeiden en deden. De stijl en bewoordingen van de verslagen komen overeen, en beide verslagen zijn gericht aan Theofilus. Er wordt niet expliciet gezegd of Theofilus een discipel van Christus was. (Zie aantekening bij Lu 1:3.) Lukas begint het boek Handelingen met een samenvatting van de gebeurtenissen aan het eind van zijn evangelie, en geeft daarmee duidelijk aan dat dit tweede verslag een vervolg is op het eerste. Maar in deze samenvatting gebruikt hij soms iets andere bewoordingen en vermeldt hij andere details. (Vergelijk Lu 24:49 met Han 1:1-12.)
Theofilus: Het evangelie van Lukas en de Handelingen van apostelen zijn gericht aan deze man. In Lu 1:3 wordt hij aangesproken met ‘geachte Theofilus’. (Zie de aantekening bij Lu 1:3 voor meer informatie over deze aanspreekvorm en de achtergrond van Theofilus.)
het Koninkrijk van God: Het hoofdthema van de hele Bijbel, Jehovah’s Koninkrijk, treedt in Handelingen sterk op de voorgrond (Han 8:12; 14:22; 19:8; 20:25; 28:31). Het boek benadrukt dat de apostelen ‘een grondig getuigenis’ gaven over dat Koninkrijk en hun dienst grondig uitvoerden (Han 2:40; 5:42; 8:25; 10:42; 20:21, 24; 23:11; 26:22; 28:23).
tijden of tijdperken: Hier worden twee aspecten van tijd genoemd. Het meervoud van het Griekse chronos, dat met tijden is weergegeven, kan op een niet-gespecificeerde tijdsperiode duiden, die lang of kort kan zijn. Het Griekse kairos (waarvan het meervoud hier is weergegeven met tijdperken en dat soms is vertaald met ‘vastgestelde tijd’) wordt vaak gebruikt voor toekomstige tijdsperioden in Gods regeling of tijdschema, vooral in verband met Christus’ aanwezigheid en zijn Koninkrijk (Han 3:19; 1Th 5:1; zie aantekeningen bij Mr 1:15 en Lu 21:24).
onder zijn eigen gezag: Of ‘onder zijn eigen rechtsmacht’. Deze term duidt erop dat Jehovah zich het recht voorbehoudt om ‘de tijden of tijdperken’ vast te stellen voor de vervulling van zijn voornemens. Hij is de Grote Tijdsbepaler. Voordat Jezus stierf, zei hij dat zelfs de Zoon op dat moment niet wist op welke dag of welk uur het einde zou komen, maar dat ‘alleen de Vader’ dat wist (Mt 24:36; Mr 13:32).
de heilige geest: Of ‘de heilige actieve kracht’. In het boek Handelingen komt de uitdrukking ‘heilige geest’ 41 keer voor, en er zijn minstens 15 andere plaatsen waar het woord geest (Grieks: pneuma) verwijst naar Gods heilige geest. (Zie bijvoorbeeld Han 2:4, 17, 18; 5:9; 11:28 en 21:4; zie ook Woordenlijst ‘Geest’.) Zo maakt dit Bijbelboek steeds opnieuw duidelijk dat het internationale predikings- en onderwijzingswerk dat Jezus’ volgelingen zouden doen, alleen met de hulp van Gods actieve kracht uitgevoerd kon worden. (Vergelijk de aantekening bij Mr 1:12.)
getuigen van mij: Als trouwe Joden waren Jezus’ eerste discipelen al getuigen van Jehovah en getuigden ze ervan dat Jehovah de enige ware God is (Jes 43:10-12; 44:8). Maar nu moesten de discipelen getuigen zijn van Jehovah en Jezus. Ze moesten vertellen over Jezus’ belangrijke rol in de heiliging van Jehovah’s naam door middel van Zijn Messiaanse Koninkrijk, een nieuw aspect van Jehovah’s voornemen. Handelingen gebruikt de Griekse woorden voor ‘getuige’ (martus), ‘getuigen’ (martureo), ‘grondig getuigenis geven’ (diamarturomai) en verwante woorden vaker dan elk ander Bijbelboek, met uitzondering van het evangelie van Johannes. (Zie aantekening bij Jo 1:7.) Een getuige zijn en een grondig getuigenis geven over Gods voornemens — met inbegrip van zijn Koninkrijk en de belangrijke rol van Jezus — is een thema dat als een rode draad door het boek Handelingen loopt (Han 2:32, 40; 3:15; 4:33; 5:32; 8:25; 10:39; 13:31; 18:5; 20:21, 24; 22:20; 23:11; 26:16; 28:23). Sommige christenen in de eerste eeuw konden uit persoonlijke ervaring getuigen van de historische feiten over Jezus’ leven, dood en opstanding (Han 1:21, 22; 10:40, 41). Degenen die later in Jezus gingen geloven, legden getuigenis af door de betekenis van zijn leven, dood en opstanding te verkondigen (Han 22:15; zie aantekening bij Jo 18:37).
tot in de meest afgelegen delen van de aarde: Of ‘tot de uiteinden (het uiterste) van de aarde’. Dezelfde Griekse uitdrukking wordt in Han 13:47 gebruikt in een profetie die geciteerd wordt uit Jes 49:6, waar de Griekse Septuaginta deze uitdrukking ook gebruikt. Jezus’ uitspraak in Han 1:8 doet denken aan die profetie, waarin voorspeld werd dat Jehovah’s dienaar ‘een licht voor de volken’ zou zijn zodat redding ‘tot de uiteinden van de aarde’ zou reiken. Dat stemt overeen met Jezus’ eerdere opmerking dat zijn volgelingen ‘grotere dingen’ zouden doen dan hij. (Zie aantekening bij Jo 14:12.) Jezus’ uitspraak past ook bij zijn beschrijving van de wereldwijde omvang van het christelijke predikingswerk. (Zie aantekeningen bij Mt 24:14; 26:13 en 28:19.)
mannen in witte kleren: Dit duidt op engelen. (Vergelijk Lu 24:4, 23.) In het boek Handelingen komt het Griekse woord voor engel (aggelos) 21 keer voor, te beginnen bij Han 5:19.
de hemel: Het Griekse ouranos komt in dit vers drie keer voor en kan duiden op de letterlijke hemel (de lucht) of op de geestelijke hemel.
zal op dezelfde manier komen: Het Griekse woord voor komen (erchomai) komt in de Bijbel vaak voor, in allerlei betekenissen. In sommige contexten duidt het op Jezus’ komst als Rechter tijdens de grote verdrukking om het oordeel uit te spreken en te voltrekken (Mt 24:30; Mr 13:26; Lu 21:27). Maar dit Griekse woord wordt ook gebruikt voor andere gebeurtenissen in verband met Jezus (Mt 16:28–17:2; 21:5, 9; 23:39; Lu 19:38). In welke betekenis ‘komen’ hier wordt gebruikt, wordt dus bepaald door de context. De engelen zeiden dat Jezus op dezelfde ‘manier’ (Grieks: tropos) zou ‘komen’ of terugkomen als hij was gegaan. Het woord tropos duidt niet op dezelfde gedaante of hetzelfde lichaam, maar op dezelfde manier. Zoals uit de context blijkt, werd de manier waarop Jezus vertrok niet waargenomen door de wereld in het algemeen. Alleen de apostelen waren zich ervan bewust dat Jezus de omgeving van de aarde verliet om terug te gaan naar zijn Vader in de hemel. Jezus had aangegeven dat zijn terugkeer als Koning van ‘het Koninkrijk van God’ niet zou plaatsvinden op een manier die duidelijk was voor iedereen — alleen zijn discipelen zouden ervan weten (zie aantekening bij Lu 17:20). De komst die in Opb 1:7 wordt vermeld is anders. Bij die gelegenheid ‘zal elk oog hem zien’ (Opb 1:7). In de context van Han 1:11 slaat ‘komen’ dus kennelijk op Jezus’ onzichtbare komst in Koninkrijksmacht als zijn aanwezigheid begint (Mt 24:3).
een sabbatsreis: Dat wil zeggen de afstand die een Israëliet op de sabbat mocht afleggen. De uitdrukking wordt hier in verband gebracht met de afstand tussen de Olijfberg en de stad Jeruzalem. De wet beperkte reizen op de sabbat maar vermeldde niet specifiek welke afstand afgelegd mocht worden (Ex 16:29). Na verloop van tijd stelden rabbijnse bronnen de afstand die een Jood mocht afleggen vast op 2000 el (890 m). Die interpretatie was gebaseerd op Nu 35:5: ‘Meet buiten de stad (...) 2000 el’, en op Joz 3:3, 4, waar staat dat de Israëlieten een afstand van zo’n 2000 el moesten bewaren tot ‘de ark van het verbond’. De rabbi’s redeneerden dat een Israëliet op de sabbat minstens die afstand mocht afleggen om in de tabernakel Jehovah te aanbidden (Nu 28:9, 10). Josephus stelt de afstand tussen Jeruzalem en de Olijfberg één keer op vijf stadie (925 m) en een andere keer op zes stadie (1110 m). Mogelijk komt dat doordat hij beide keren uitgaat van een ander vertrekpunt. In ieder geval is de afstand ongeveer gelijk aan de sabbatsreis zoals de rabbi’s die hadden vastgesteld. Bovendien komt de afstand overeen met Lukas’ opmerking in dit vers.
de ijverige: Een aanduiding waarmee de apostel Simon wordt onderscheiden van de apostel Simon Petrus (Lu 6:14, 15). Het Griekse woord zelotes dat hier en in Lu 6:15 wordt gebruikt betekent ‘zeloot’, ‘ijveraar’. De verslagen in Mt 10:4 en Mr 3:18 gebruiken de aanduiding ‘de Kananeeër’, een term die ook ‘zeloot’, ‘ijveraar’ betekent en naar men denkt uit het Hebreeuws of het Aramees komt. Het is mogelijk dat Simon ooit lid was van de zeloten, een Joodse groepering die tegen de Romeinen was, maar het kan ook zijn dat hij deze aanduiding kreeg vanwege zijn ijver en enthousiasme.
zijn broers: Dat wil zeggen Jezus’ halfbroers. De vier evangeliën, Handelingen van apostelen en twee van Paulus’ brieven hebben het over ‘de broers van de Heer’, ‘de broer van de Heer’, ‘zijn broers’ en ‘zijn zussen’ en vermelden de namen van vier van de ‘broers’: Jakobus, Jozef, Simon en Judas (1Kor 9:5; Ga 1:19; Mt 12:46; 13:55, 56; Mr 3:31; Lu 8:19; Jo 2:12). Deze broers en zussen werden allemaal geboren na de wonderbaarlijke geboorte van Jezus. De meeste Bijbelgeleerden maken uit de aanwijzingen op dat Jezus minstens vier broers en twee zussen had en dat zij natuurlijke nakomelingen van Jozef en Maria waren. (Zie aantekening bij Mt 13:55.)
de broeders: Soms worden mannelijke christenen aangeduid met ‘broeder’ en vrouwelijke christenen met ‘zuster’ (1Kor 7:14, 15). In andere gevallen, bijvoorbeeld in deze context, gebruikt de Bijbel ‘broeders’ voor zowel mannen als vrouwen (Han 1:13, 14). ‘Broeders’ was een gebruikelijke begroeting voor gemengde groepen en was over het algemeen niet alleen op mannen van toepassing (Ro 1:13; 1Th 1:4). De term wordt in die betekenis in de meeste geïnspireerde christelijke brieven gebruikt. In het voorgaande vers (Han 1:14) wordt de meervoudsvorm van adelfos gebruikt voor Jezus’ halfbroers, de jongere zonen van Jozef en Maria. (Zie aantekeningen bij Mt 13:55 en Han 1:14.)
personen: Lett.: ‘menigte van namen’. Het Griekse woord voor naam (onoma) duidt in deze context op een persoon. Het wordt op dezelfde manier gebruikt in Opb 3:4, vtn.
Mannen, broeders: Anders dan in het voorgaande vers wordt ‘broeders’ hier gebruikt in combinatie met het Griekse woord voor mannen (aner). Omdat de context gaat over het uitkiezen van degene die Judas Iskariot als apostel zou vervangen, kan deze combinatie erop duiden dat alleen de mannelijke leden van de gemeente werden aangesproken.
viel voorover, zijn lichaam barstte open: In Mattheüs’ verslag over de dood van Judas staat dat Judas ‘zich ophing’, wat duidelijk maakt hoe hij zelfmoord pleegde (Mt 27:5). Lukas beschrijft hier het resultaat. Uit de twee verslagen kunnen we opmaken dat Judas zich in de buurt van een afgrond probeerde op te hangen maar dat het touw of de boomtak op een bepaald moment is afgebroken zodat hij naar beneden stortte en zijn lichaam op de rotsen eronder openbarstte. Aangezien Jeruzalem in een steile, rotsachtige omgeving ligt, is dat een aannemelijke conclusie.
zijn opzienersambt: Of ‘zijn taak als opziener’. Het Griekse woord dat hier wordt gebruikt (episkope) is verwant aan het Griekse zelfstandig naamwoord voor opziener (episkopos) en het werkwoord episkopeo, dat in Heb 12:15 vertaald is met ‘let goed op’. Petrus citeerde Ps 109:8 als ondersteuning voor zijn aanbeveling om iemand aan te stellen ter vervanging van de ontrouwe apostel Judas. In dat gedeelte staat in de Hebreeuwse tekst peqoeddah, dat kan worden vertaald met ‘opzienersambt’, ‘toezicht’ of ‘opzieners’ (Nu 4:16; Jes 60:17). In Ps 109:8 in de Septuaginta (108:8, LXX) is dit Hebreeuwse woord vertaald met hetzelfde Griekse woord dat Lukas hier in Han 1:20 gebruikte. Deze geïnspireerde uitspraak van Petrus maakt duidelijk dat de apostelen een ambt of taak als opziener hadden. Ze waren rechtstreeks door Jezus aangesteld (Mr 3:14). Op de dag van Pinksteren 33 begon de christelijke gemeente, die binnen één dag van zo’n 120 naar zo’n 3000 leden groeide, met 12 opzieners (Han 1:15; 2:41). Daarna werden anderen als opziener aangesteld om te helpen bij de zorg voor de groeiende gemeente. Maar het opzienerschap van de apostelen bleef iets bijzonders, want het was blijkbaar Jehovah’s voornemen dat de 12 apostelen de toekomstige ‘12 fundamentstenen’ van het Nieuwe Jeruzalem zouden vormen (Opb 21:14; zie aantekening bij Han 20:28).
onder ons was: Lett.: ‘onder ons in- en uitging’, een weergave van een Semitisch idioom dat duidt op het verrichten van dagelijkse activiteiten samen met anderen. Het kan ook worden vertaald met ‘onder ons leefde’. (Vergelijk De 28:6, 19; Ps 121:8, vtn.)
Matthias: De Griekse naam Maththias is waarschijnlijk een verkorte vorm van Mattathias en is afgeleid van de Hebreeuwse naam die wordt weergegeven met ‘Mattithja’ (1Kr 15:18), dat ‘geschenk van Jehovah’ betekent. Volgens Petrus’ woorden (Han 1:21, 22) was Matthias een volgeling van Christus gedurende Jezus’ hele bediening van drieënhalf jaar. Hij ging veel om met de apostelen en was waarschijnlijk een van de 70 discipelen die Jezus eropuit stuurde om te prediken (Lu 10:1). Nadat Matthias was uitgekozen, ‘werd hij aan de 11 apostelen toegevoegd’ (Han 1:26), en als in Handelingen direct daarna over ‘de apostelen’ of ‘de twaalf’ wordt gesproken, hoorde Matthias daarbij (Han 2:37, 43; 4:33, 36; 5:12, 29; 6:2, 6; 8:1, 14).
Jehovah: De beschikbare Griekse manuscripten gebruiken hier ‘Heer’ (Grieks: Kurios). Maar zoals in App. C wordt uitgelegd, zijn er goede redenen om aan te nemen dat in dit vers oorspronkelijk Gods naam stond en dat die later werd vervangen door de titel Heer. Daarom wordt hier in de hoofdtekst de naam Jehovah gebruikt.
u kent het hart van alle mensen: In de Hebreeuwse Geschriften wordt herhaaldelijk gezegd dat Jehovah God het hart van mensen kan lezen (De 8:2; 1Sa 16:7; 1Kon 8:39; 1Kr 28:9; Ps 44:21; Jer 11:20; 17:10). Het zal in deze context voor die Hebreeuwssprekende Joden dan ook heel natuurlijk zijn geweest om Gods naam te gebruiken in hun gebed. Het Griekse woord dat is vertaald met ‘u kent het hart van alle mensen’ (kardiognostes, lett.: ‘kenner van harten’) komt alleen hier voor en in Han 15:8, waar staat: ‘God, die het hart kent.’ (Zie App. C3 inleiding en Han 1:24.)
wierpen ze het lot: Bij het nemen van beslissingen over allerlei onderwerpen wierpen aanbidders van Jehovah in voorchristelijke tijden het lot om na te gaan wat zijn wil was (Le 16:8; Nu 33:54; 1Kr 25:8; Sp 16:33; 18:18; zie Woordenlijst ‘Loten’). In de Griekse Geschriften wordt alleen in dit geval gezegd dat Jezus’ volgelingen het lot wierpen. De discipelen wierpen het lot om te bepalen welke van de twee kandidaten Judas Iskariot als apostel moest vervangen. Ze wisten dat ze Jehovah’s leiding daarbij nodig hadden. De 12 apostelen waren allemaal rechtstreeks door Jezus aangesteld nadat hij een hele nacht tot zijn Vader had gebeden (Lu 6:12, 13). Het is daarom betekenisvol dat de discipelen voordat ‘het lot op Matthias viel’ meerdere teksten doornamen en specifiek tot Jehovah baden of hij zijn keus wilde ‘aanwijzen’ (Han 1:20, 23, 24). Maar nergens in de Bijbel staat dat na Pinksteren 33 loting werd gebruikt om opzieners en hun assistenten uit te kiezen of om belangrijke beslissingen te nemen. Die methode was niet nodig toen de heilige geest eenmaal werkzaam was in de christelijke gemeente (Han 6:2-6; 13:2; 20:28; 2Ti 3:16, 17). Opzieners werden niet uitgekozen op basis van loting, maar omdat ze in hun leven de vrucht van de heilige geest aan de dag legden (1Ti 3:1-13; Tit 1:5-9). Ook in andere culturen was het gebruikelijk het lot te werpen (Es 3:7; Joë 3:3; Ob 11). De Romeinse soldaten verlootten bijvoorbeeld Jezus’ kleding, zoals was voorspeld in Ps 22:18. Kennelijk deden ze dat niet om een Bijbelprofetie te vervullen maar om er zelf beter van te worden (Jo 19:24; zie aantekening bij Mt 27:35).
aan (...) toegevoegd: Of ‘tot (...) gerekend’, dat wil zeggen dat Matthias net zo bezien werd als de andere 11 apostelen. Met Pinksteren waren er dus 12 apostelen die als fundament van het geestelijke Israël zouden dienen. Matthias zal een van ‘de twaalf’ zijn geweest die later hielpen het probleem met de Griekssprekende discipelen op te lossen (Han 6:1, 2).
Media
De gebeurtenissen staan in chronologische volgorde
1. Op de Olijfberg, bij Bethanië, zegt Jezus dat zijn discipelen van hem moeten getuigen ‘tot in de meest afgelegen delen van de aarde’ (Han 1:8)
2. Met Pinksteren wordt de heilige geest uitgestort op de discipelen, die in verschillende talen getuigenis geven (Han 2:1-6)
3. Verlamde man genezen bij de Schone Poort van de tempel (Han 3:1-8)
4. Apostelen staan voor het Sanhedrin en zeggen dat ze ‘God als regeerder meer moeten gehoorzamen dan mensen’ (Han 5:27-29)
5. Stefanus buiten Jeruzalem gestenigd (Han 7:54-60)
6. Als de discipelen worden verdreven, gaat Filippus naar Samaria, waar hij begint te prediken; Petrus en Johannes worden erheen gestuurd zodat degenen die gedoopt zijn heilige geest kunnen ontvangen (Han 8:4, 5, 14, 17)
7. Filippus predikt tot een Ethiopische eunuch die op weg is van Jeruzalem naar Gaza en doopt hem (zie de kaart ‘Activiteiten van de evangelieprediker Filippus’; Han 8:26-31, 36-38)
8. Terwijl Saulus op weg is naar Damaskus, verschijnt Jezus aan hem (Han 9:1-6)
9. Jezus geeft Ananias opdracht naar de Rechtestraat te gaan en Saulus te helpen; Saulus wordt gedoopt (Han 9:10, 11, 17, 18)
10. Dorkas sterft in Joppe en de discipelen vragen Petrus dringend om vanuit het nabijgelegen Lydda te komen; hij gaat naar Joppe en wekt haar op (Han 9:36-41)
11. In Joppe krijgt Petrus een visioen waarin dieren rein worden verklaard (Han 9:43; 10:9-16)
12. Petrus gaat naar Cesarea, waar hij tot Cornelius en andere onbesneden heidenen predikt; ze gaan geloven, ontvangen heilige geest en worden gedoopt (Han 10:23, 24, 34-48)
13. In Syrisch Antiochië worden discipelen voor het eerst christenen genoemd (Han 11:26)
14. Herodes doodt Jakobus en zet Petrus gevangen; Petrus wordt door een engel bevrijd (Han 12:2-4, 6-10)
15. Begin van Paulus’ eerste zendingsreis met Barnabas en Johannes Markus (zie de kaart ‘Paulus’ eerste zendingsreis’; Han 12:25; 13:4, 5)
16. In Antiochië ontstaat een discussie over de besnijdenis; Paulus en Barnabas leggen de kwestie voor aan de apostelen en ouderlingen in Jeruzalem; na de vergadering gaan ze terug naar Antiochië (Han 15:1-4, 6, 22-31)
17. Begin van Paulus’ tweede zendingsreis (zie de kaart ‘Paulus’ tweede zendingsreis’)
18. Begin van Paulus’ derde zendingsreis (zie de kaart ‘Paulus’ derde zendingsreis’)
19. Als Paulus in Jeruzalem is, ontstaat er in de tempel een rel; Paulus wordt gearresteerd en spreekt het volk toe vanaf de trappen van de burcht Antonia (Han 21:27-40)
20. Als een complot om Paulus te doden wordt ontdekt, wordt Paulus door soldaten naar Antipatris gebracht en daarna naar Cesarea (Han 23:12-17, 23, 24, 31-35)
21. Paulus verschijnt voor Festus en beroept zich op caesar (Han 25:8-12)
22. Eerste deel van Paulus’ reis naar Rome (zie de kaart ‘Paulus’ reis naar Rome’)
In dit filmpje benaderen we Jeruzalem vanuit het oosten en gaan we vanuit het hedendaagse dorp et-Tur (naar verluidt het Bijbelse Bethfagé) naar een van de hoogste punten van de Olijfberg. Bethanië ligt ten oosten van Bethfagé op de oostelijke helling van de Olijfberg. Als Jezus en zijn discipelen in Jeruzalem waren, overnachtten ze meestal in Bethanië. Daar ligt tegenwoordig al-Eizariya (al-Izzariya), wat Arabisch is voor ‘de plaats van Lazarus’. Jezus verbleef ongetwijfeld in het huis van Martha, Maria en Lazarus (Mt 21:17; Mr 11:11; Lu 21:37; Jo 11:1). Als hij vanuit hun huis naar Jeruzalem ging, nam hij misschien een vergelijkbare route als in het filmpje getoond wordt. Toen hij op 9 nisan 33 op een ezelsveulen over de Olijfberg naar Jeruzalem reed, heeft hij waarschijnlijk vanuit Bethfagé de weg naar Jeruzalem gevolgd.
1. Weg van Bethanië naar Bethfagé
2. Bethfagé
3. Olijfberg
4. Kidrondal
5. Tempelberg
Sommige huizen in Israël hadden een bovenverdieping. Die ruimte kon bereikt worden via een ladder of houten trap in het huis of via een ladder of stenen trap aan de buitenkant. In een grote bovenkamer, mogelijk zoals die op de afbeelding, vierde Jezus met zijn discipelen het laatste Pascha en stelde hij de herdenking in van het Avondmaal van de Heer (Lu 22:12, 19, 20). Met Pinksteren 33 waren zo’n 120 discipelen kennelijk in een bovenkamer van een huis in Jeruzalem toen Gods geest op hen werd uitgestort (Han 1:13, 15; 2:1-4).