Volgens Mattheüs 11:1-30
Voetnoten
Aantekeningen
gaf onderwijs (...) predikte: Onderwijzen verschilt van prediken in die zin dat een onderwijzer meer doet dan iets verkondigen. Hij geeft instructies en uitleg, gebruikt overtuigende argumenten en voert bewijzen aan. (Zie aantekeningen bij Mt 3:1 en 28:20.)
te onderwijzen en te prediken: Zie aantekening bij Mt 4:23.
hun steden: Blijkbaar de Joodse steden in dat gebied (Galilea).
de Christus: De titel Christus wordt hier in het Grieks voorafgegaan door het bepaald lidwoord, blijkbaar om Jezus’ ambt als de Messias te beklemtonen.
de Christus: De titel Christus (gezalfde) wordt hier in het Grieks voorafgegaan door het bepaald lidwoord. Daarmee wordt aangegeven dat Jezus de beloofde Messias was, degene die in een speciaal opzicht gezalfd was. (Zie aantekeningen bij Mt 1:1 en 2:4.)
Christus: Deze titel is afgeleid van het Griekse Christos en is het equivalent van de titel Messias (van het Hebreeuwse masjiach). Beide woorden betekenen ‘gezalfde’. In Bijbelse tijden werden leiders ceremonieel gezalfd met olie.
degene die zou komen: Dat wil zeggen de Messias (Ps 118:26; Mt 3:11; 21:9; 23:39).
een melaatse: Iemand met een ernstige huidziekte, zoals lepra. Als er melaatsheid bij iemand werd geconstateerd, werd hij buiten de samenleving gesloten totdat hij genezen was (Le 13:2, vtn., 45, 46; zie Woordenlijst).
melaatsen: Zie aantekening bij Mt 8:2 en Woordenlijst.
Luister!: Het Griekse woord idou, dat onder andere is vertaald met ‘luister’, ‘kijk’, ‘let op’, ‘op dat moment’ en ‘opeens’, wordt vaak gebruikt om de aandacht te vestigen op wat volgt. Het spoort de lezer aan om zich een voorstelling te maken van het tafereel of te letten op een detail in het verslag. Het wordt ook gebruikt voor nadruk of om iets nieuws of verrassends te introduceren. In de Griekse Geschriften komt het woord vooral voor in de evangeliën van Mattheüs en Lukas en in het boek Openbaring. In de Hebreeuwse Geschriften wordt een vergelijkbaar woord veel gebruikt.
Let op!: Zie aantekening bij Mt 1:23.
Ik verzeker jullie: Zie aantekening bij Mt 5:18.
de Doper: Of ‘de Onderdompelaar’. (Zie aantekening bij Mt 3:1.)
de Doper: Of ‘de Onderdompelaar’. Werd blijkbaar gebruikt als een soort bijnaam, wat aangeeft dat doop door onderdompeling in water kenmerkend was voor Johannes. De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus schreef over ‘Johannes, bijgenaamd de Doper’.
Ik verzeker jullie: ‘Verzeker’ is een weergave van het Griekse amen, een transliteratie van het Hebreeuwse ʼamen, dat ‘zo zij het’ of ‘zeker’ betekent. Jezus gebruikt deze uitdrukking vaak om een uitspraak, een belofte of een profetie in te leiden en de absolute betrouwbaarheid ervan te beklemtonen. Dat Jezus het op die manier gebruikt is naar verluidt uniek in religieuze geschriften. Als het woord wordt herhaald (amen amen), zoals in het hele evangelie van Johannes, wordt Jezus’ uitdrukking vertaald met ‘echt, ik verzeker jullie’. (Zie aantekening bij Jo 1:51.)
het doel waarnaar mensen streven (...) degenen die doorzetten: Hier worden twee verwante Griekse woorden gebruikt die voornamelijk de gedachte van krachtige actie of inspanning overbrengen. Sommige Bijbelvertalers vatten die negatief op (in de zin van geweld gebruiken of ondergaan), maar gezien de context en de enige andere keer dat het Griekse werkwoord gebruikt wordt, in Lu 16:16, is het redelijk om de woorden positief op te vatten in de betekenis ‘met enthousiasme achter iets aan gaan’, ‘ijverig zoeken’. Blijkbaar geven deze woorden de krachtige daden en inspanningen weer van degenen die positief op de prediking van Johannes de Doper reageerden, waardoor ze de mogelijkheid kregen in de toekomst leden van het Koninkrijk te worden.
de Profeten en de Wet: Dit is de enige keer dat de gebruikelijke volgorde ‘de Wet en de Profeten’ niet is aangehouden (Mt 5:17; 7:12; 22:40; Lu 16:16). De algehele betekenis is kennelijk hetzelfde (zie aantekening bij Mt 5:17), maar het profetische aspect van de Schrift lijkt hier meer nadruk te krijgen. Zelfs over de wet wordt gezegd dat die geprofeteerd heeft, waarmee het profetische karakter ervan wordt beklemtoond.
de Wet of de Profeten: Met ‘de Wet’ worden de Bijbelboeken Genesis tot en met Deuteronomium bedoeld en met ‘de Profeten’ de profetische boeken in de Hebreeuwse Geschriften. Maar de combinatie van deze termen kan worden toegepast op de volledige Hebreeuwse Geschriften (Mt 7:12; 22:40; Lu 16:16).
Elia: Van de Hebreeuwse naam die ‘mijn God is Jehovah’ betekent.
huilen: Of ‘je op de borst slaan van verdriet’. Mensen sloegen herhaaldelijk met hun handen op hun borst als uiting van extreem verdriet of van schuldgevoelens en spijt (Jes 32:12; Na 2:7; Lu 23:48).
at en dronk niet: Blijkbaar duidt dit op Johannes’ leven van zelfverloochening. Hij vastte en hield zich aan het vereiste voor nazireeërs om zich te onthouden van alcohol (Nu 6:2-4; Mt 9:14, 15; Lu 1:15; 7:33).
Mensenzoon: Zie aantekening bij Mt 8:20.
belastinginners: Zie aantekening bij Mt 5:46.
wijsheid blijkt uit de resultaten: Of ‘de wijsheid wordt gerechtvaardigd door haar werken’. De wijsheid wordt hier gepersonifieerd en er wordt van gezegd dat ze werken heeft. In het parallelverslag in Lu 7:35 wordt in de oorspronkelijke taal gezegd dat de wijsheid ‘kinderen’ heeft. De kinderen of werken van wijsheid — oftewel de bewijzen die Johannes de Doper en Jezus laten zien — tonen aan dat de beschuldigingen tegen hen vals zijn. Jezus zegt eigenlijk: ‘Kijk naar de rechtvaardige werken en het gedrag, dan weet je dat de beschuldiging vals is.’
belastinginners: Veel Joden inden belasting voor de Romeinse overheid. Mensen hadden een hekel aan deze Joden omdat ze samenwerkten met een gehate overheerser en omdat ze meer geld afpersten dan het officiële belastingtarief. Belastinginners werden meestal door andere Joden gemeden en gelijkgesteld met zondaars en prostituees (Mt 11:19; 21:32).
Mensenzoon: Of ‘Zoon van een mens’. Deze uitdrukking komt in de evangeliën zo’n 80 keer voor. Jezus paste die op zichzelf toe, blijkbaar om te beklemtonen dat hij echt een mens was, geboren uit een vrouw, en dat hij een passende menselijke tegenhanger van Adam was, met de macht om de mensheid te verlossen van zonde en de dood (Ro 5:12, 14, 15). Deze term laat ook uitkomen dat Jezus de Messias was, de Christus (Da 7:13, 14; zie Woordenlijst).
Kapernaüm: Van een Hebreeuwse naam die ‘dorp van Nahum’ of ‘dorp van troost’ betekent (Na 1:1, vtn.). De stad lag aan de NW-kust van het Meer van Galilea en werd in Mt 9:1 ‘zijn eigen stad’ genoemd. De stad speelde een grote rol in Jezus’ bediening op aarde.
Kapernaüm: Zie aantekening bij Mt 4:13.
hemel: Hier gebruikt als metafoor voor een bijzonder begunstigde positie.
het Graf: Of ‘Hades’, het collectieve graf van de mensheid. (Zie Woordenlijst.) Hier figuurlijk gebruikt voor de vernedering die Kapernaüm zou ondergaan.
draaglijker: Kennelijk gebruikte Jezus hier een hyperbool die niet letterlijk opgevat moest worden. (Vergelijk andere levendige hyperbolen die Jezus gebruikte, zoals die in Mt 5:18, Lu 16:17 en 21:33.) Toen Jezus zei dat die dag, dat wil zeggen de Oordeelsdag, voor Sodom draaglijker zou zijn (Mt 10:15; 11:22, 24; Lu 10:14), bedoelde hij niet dat de inwoners van Sodom er die dag bij zouden zijn. (Vergelijk Ju 7.) Het kan zijn dat hij gewoon wilde benadrukken hoe afwijzend en verwijtbaar de meeste mensen in steden als Chorazin, Bethsaïda en Kapernaüm waren (Lu 10:13-15). Het is interessant dat wat er met Sodom was gebeurd spreekwoordelijk was geworden en vaak genoemd werd in verband met Gods woede en oordeel (De 29:23; Jes 1:9; Klg 4:6).
je: Het voornaamwoord ‘je’ staat in het Grieks in het meervoud.
draaglijker: Zie aantekening bij Lu 10:12.
voor jou: Het voornaamwoord ‘jou’ staat hier in het Grieks in het enkelvoud. Blijkbaar wordt de stad aangesproken.
aan kleine kinderen: Of ‘personen die als kinderen zijn’, dat wil zeggen nederige mensen die graag willen leren.
gebukt gaat onder een zware last: Degenen die Jezus uitnodigde om bij hem te komen, gingen ‘gebukt’ onder bezorgdheid en vermoeidheid. Hun aanbidding van Jehovah was een last geworden door de menselijke tradities die aan de wet van Mozes waren toegevoegd (Mt 23:4). Zelfs de sabbat, die bedoeld was om nieuwe kracht op te doen, was een zware last geworden (Ex 23:12; Mr 2:23-28; Lu 6:1-11).
nieuwe kracht geven: Het Griekse woord kan duiden op rust (Mt 26:45; Mr 6:31) en op verlichting van gezwoeg waardoor iemand kan herstellen en op krachten kan komen (2Kor 7:13; Flm 7). Uit de context blijkt dat het op zich nemen van Jezus’ ‘juk’ (Mt 11:29) dienst betekende en geen rust. Het actieve Griekse werkwoord brengt de gedachte over dat Jezus vermoeide personen zou verjongen en energie zou geven, waardoor ze het verlangen zouden krijgen zijn lichte juk op zich te nemen, dat makkelijk te dragen was.
zachtaardig: Een innerlijke eigenschap van personen die zich bereidwillig aan Gods wil en leiding onderwerpen en niet proberen anderen te domineren. Het Griekse woord impliceert geen lafheid of zwakheid. In de Septuaginta is het woord gebruikt als equivalent van een Hebreeuws woord dat vertaald kan worden als ‘zachtmoedig’ of ‘nederig’. Het is gebruikt in verband met Mozes (Nu 12:3), degenen die willen leren (Ps 25:9), degenen die de aarde zullen bezitten (Ps 37:11) en de Messias (Za 9:9; Mt 21:5). Jezus beschreef zichzelf als een zachtaardig of zachtmoedig persoon (Mt 11:29).
Neem mijn juk op je: Jezus gebruikte ‘juk’ figuurlijk in de betekenis van onderworpenheid aan gezag en leiding. Als hij een dubbel juk in gedachten had, het juk dat God op Jezus had gelegd, dan zou dat betekenen dat hij zijn discipelen uitnodigde om met hem onder het juk te komen en dat hij ze zou helpen. Dan zou het vertaald kunnen worden als: ‘Kom met mij onder mijn juk.’ Als het gaat om het juk dat Jezus zelf op anderen legt, betekent het dat iemand zich als Christus’ discipel aan zijn gezag en leiding onderwerpt. (Zie Woordenlijst.)
zachtaardig: Zie aantekening bij Mt 5:5.
nederig van hart: Het Griekse woord duidt op de eigenschap nederigheid of bescheidenheid. Het komt ook voor in Jak 4:6 en 1Pe 5:5. De toestand van iemands figuurlijke hart blijkt uit zijn instelling of houding tegenover God en andere mensen.
je: Of ‘je ziel’. In het Grieks wordt een meervoudig voornaamwoord gebruikt. (Zie Woordenlijst.)
Media
Toen Jezus het had over mensen die in ‘paleizen’ woonden (Mt 11:8; Lu 7:25), dachten de aanwezigen misschien aan de vele luxe paleizen die Herodes de Grote had laten bouwen. Op de foto zijn de restanten te zien van slechts een deel van het winterpaleis dat hij in Jericho liet bouwen. Het complex omvatte een door zuilen omgeven ontvangsthal van 29 bij 19 m, binnenplaatsen met zuilengangen en daaromheen talloze kamers, en een badhuis met verwarmings- en koelsystemen. Bij het paleis hoorde een tuin die uit meerdere niveaus bestond. Dit paleis is misschien afgebrand tijdens een opstand enkele tientallen jaren voordat Johannes de Doper met zijn bediening begon, en het werd herbouwd door Herodes’ zoon Archelaüs.
In Bijbelse tijden waren fluiten gemaakt van riet en zelfs van bot of ivoor. De fluit was een van de populairste muziekinstrumenten. Er werd op gespeeld bij feestelijke gelegenheden, zoals feestmaaltijden en bruiloften (1Kon 1:40; Jes 5:12; 30:29), een gewoonte die kinderen op de pleinen naspeelden. Er werd ook op de fluit gespeeld bij verdrietige gelegenheden, zoals begrafenissen. Beroepsklagers werden vaak begeleid door fluitspelers die droevige wijsjes speelden. Het stuk fluit op de afbeelding is in Jeruzalem gevonden in een laag puin die dateert uit de tijd dat de tempel door de Romeinen werd verwoest. Het is zo’n 15 cm lang en is waarschijnlijk gemaakt van een stuk bot uit de poot van een koe of een os.
Sommige marktpleinen, zoals die op de afbeelding, lagen aan een straat. Verkopers zetten vaak zo veel koopwaar in de straat dat er geen verkeer meer langs kon. De inwoners konden huishoudelijke spullen, potten en duur glaswerk kopen, en ook verse producten. Omdat er geen koeling was, moesten mensen elke dag naar de markt om boodschappen te doen. Het was de plek waar je nieuwtjes hoorde via handelaars of bezoekers, waar kinderen speelden en waar werklozen wachtten op iemand die hen wilde inhuren. Op het marktplein genas Jezus zieken en predikte Paulus (Han 17:17). In contrast daarmee wilden de trotse schriftgeleerden en farizeeën op deze openbare plaatsen graag opgemerkt en begroet worden.
De panoramabeelden in dit filmpje zijn gemaakt vanaf het uitkijkpunt Ofir, op de noordoostelijke oever van het Meer van Galilea. Chorazin (2) lag maar zo’n 3 km van de plek waar naar verluidt het oude Kapernaüm (1) lag, de stad die Jezus kennelijk als uitvalsbasis gebruikt heeft tijdens zijn grote bediening van meer dan twee jaar in Galilea. De apostelen Petrus en Andreas woonden in Kapernaüm en het belastingkantoor van Mattheüs lag in of in de buurt van die stad (Mr 1:21, 29; 2:1, 13, 14; 3:16; Lu 4:31, 38). Petrus, Andreas en ook Filippus kwamen oorspronkelijk uit de nabijgelegen stad Bethsaïda (3) (Jo 1:44). Jezus deed veel wonderen in of bij deze drie steden. (Zie Appendix A7-D, kaart 3B, en A7-E, kaart 4.)
De steden Chorazin en Bethsaïda lagen in de buurt van Kapernaüm, de stad die Jezus kennelijk als thuisbasis gebruikte tijdens zijn grote bediening in Galilea van ruim twee jaar. De Joodse inwoners van die steden zagen Jezus wonderen doen die de afgodische inwoners van Tyrus en Sidon tot berouw zouden hebben gebracht. In de omgeving van Bethsaïda gaf Jezus bijvoorbeeld door een wonder meer dan 5000 mensen te eten en genas hij later een blinde man (Mt 14:13-21; Mr 8:22; Lu 9:10-17).
Een juk kon een houten balk zijn die gemaakt was om op iemands schouders te passen. Aan beide kanten van het lichaam konden lasten gehangen worden. Het kon ook een houten frame of balk zijn die op de nek van twee lastdieren werd gelegd om ze een last te laten trekken.