Hosea 3:1-5

3  En Jehovah zei vervolgens tot mij: „Ga nogmaals, bemin een vrouw die door een metgezel wordt bemind*+ en overspel pleegt,* zoals in het geval van Jehovah’s liefde voor de zonen van I̱sraël+ terwijl zij zich tot andere goden* wenden+ en liefhebbers zijn van rozijnenkoeken.”+  Toen kocht ik mij haar voor vijftien zilver[stukken]+ en een homer-maat* gerst en een halve homer* gerst.  Daarop zei ik tot haar: „Vele dagen zult gij als de mijne wonen.+ Gij moogt geen hoererij bedrijven,+ en gij moogt geen [andere] man* gaan toebehoren;+ en ook ik wil voor u zijn.”  Het is omdat de zonen van I̱sraël vele dagen zonder koning+ en zonder vorst en zonder slachtoffer+ en zonder zuil en zonder efod+ en terafim+ zullen wonen.  Daarna zullen de zonen van I̱sraël terugkeren en stellig Jehovah, hun God,* en Da̱vid, hun koning,+ zoeken;+ en zij zullen stellig sidderend tot Jehovah en tot zijn goedheid komen,+ in het laatst der dagen.+

Voetnoten

„Die door een metgezel wordt bemind”, MVg; LXXSy: „die het kwade bemint.”
Of: „en in het huwelijk (seksueel) ontrouw is.” Hebr.: oe·mena·ʼaʹfeth; Gr.: moiʹcha·lin; Lat.: a·dulʹte·ram. Zie Mt 5:32 vtn., „Overspel”.
„Goden.” Hebr.: ʼelo·himʹ.
Ca. 220 l.
„En een halve homer.” Hebr.: weleʹthekh.
„Andere man”, LXX; M(Hebr.: leʼisjʹ)SyVg: „man.”
„Hun God.” Hebr.: ʼElo·hē·hemʹ.