Hebreeën 11:1-40

11  Geloof+ is de verzekerde verwachting* van dingen waarop wordt gehoopt,+ de duidelijke demonstratie* van werkelijkheden* die echter niet worden gezien.+  Want hierdoor werd er ten aanzien van de mannen uit de oudheid* getuigenis afgelegd.+  Door geloof bemerken wij dat de samenstelsels van dingen*+ door Gods woord geordend werden,*+ zodat hetgeen gezien wordt, ontstaan is uit dingen die niet zichtbaar zijn.+  Door geloof heeft A̱bel een slachtoffer van grotere waarde aan God gebracht dan Ka̱ïn,+ door welk [geloof] er getuigenis omtrent hem werd afgelegd dat hij rechtvaardig was, daar God getuigenis aflegde+ betreffende zijn gaven; en hierdoor spreekt hij nog, alhoewel hij gestorven is.+  Door geloof werd He̱noch+ overgebracht, opdat hij de dood niet zou zien, en hij was nergens te vinden, omdat God hem had overgebracht;+ want vóór zijn overbrenging had hij het getuigenis dat hij God welgevallig was geweest.+  Bovendien is het zonder geloof+ onmogelijk [hem] welgevallig te zijn,+ want wie tot God nadert, moet geloven dat hij bestaat+ en dat hij de beloner*+ wordt van wie hem ernstig zoeken.+  Door geloof heeft No̱ach,+ nadat hem een goddelijke waarschuwing was gegeven aangaande dingen die nog niet werden gezien,+ godvruchtige vrees aan de dag gelegd en een ark gebouwd+ tot redding van zijn huisgezin; en door dit [geloof] heeft hij de wereld veroordeeld,+ en hij is een erfgenaam geworden van de rechtvaardigheid+ die overeenkomstig geloof is.  Door geloof heeft A̱braham,+ toen hij geroepen werd, gehoorzaamd door weg te trekken naar een plaats die hij als erfenis zou ontvangen; en hij vertrok zonder te weten waar hij naar toe ging.+  Door geloof vertoefde hij als vreemdeling in het land der belofte als in een vreemd land+ en woonde in tenten+ met I̱saäk+ en Ja̱kob,+ die met hem erfgenamen waren van precies dezelfde belofte.+ 10  Want hij verwachtte de stad+ die werkelijke fundamenten heeft, van welke [stad] God de bouwer* en maker is.+ 11  Door geloof kreeg ook Sa̱ra+ zelf kracht om zwanger te worden, zelfs toen zij de leeftijdsgrens was gepasseerd,+ daar zij hem getrouw achtte die de belofte gegeven had.+ 12  Daarom zijn er ook uit één [man],+ die nog wel zo goed als dood was,+ [kinderen] geboren als de sterren aan de hemel in menigte en als de zandkorrels aan de zeeoever, zo ontelbaar.+ 13  In geloof zijn al dezen gestorven,+ ofschoon zij de [vervulling van de] beloften niet verkregen hebben,+ maar zij hebben ze van verre gezien+ en begroet* en hebben in het openbaar bekendgemaakt dat zij vreemden en tijdelijke inwoners in het land waren.+ 14  Want wie zulke dingen zeggen, geven duidelijk te kennen dat zij ernstig een eigen plaats zoeken.+ 15  En toch zouden zij, indien zij werkelijk waren blijven denken aan die [plaats] waar zij vandaan waren gekomen,+ gelegenheid hebben gehad om terug te keren.+ 16  Maar nu trachten zij een betere [plaats] te verkrijgen, namelijk een die tot de hemel behoort.+ Daarom schaamt God zich niet over hen, om als hun God te worden aangeroepen,+ want hij heeft een stad+ voor hen gereedgemaakt. 17  Door geloof heeft A̱braham, toen hij beproefd werd,+ I̱saäk zo goed als geofferd,* en hij die met blijdschap de beloften had ontvangen, poogde* [zijn] eniggeboren [zoon] te offeren,+ 18  alhoewel er tot hem was gezegd: „Wat ’uw zaad’ genoemd zal worden, zal door bemiddeling van I̱saäk zijn.”+ 19  Maar hij was van oordeel dat God hem zelfs uit de doden kon opwekken,+ en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van illustratie* ontvangen.+ 20  Door geloof heeft ook I̱saäk Ja̱kob+ en E̱sau+ gezegend met betrekking tot toekomstige dingen. 21  Door geloof heeft Ja̱kob, toen hij op sterven lag,+ elk van de zonen van Jo̱zef gezegend+ en heeft hij aanbeden, leunend* op het uiteinde van zijn staf.+ 22  Door geloof heeft Jo̱zef, toen zijn einde naderde, melding gemaakt van de uittocht+ van de zonen van I̱sraël; en hij heeft bevel gegeven betreffende zijn gebeente.+ 23  Door geloof werd Mo̱zes na zijn geboorte drie maanden lang door zijn ouders verborgen,+ omdat zij zagen dat het jonge kind mooi was,+ en zij vreesden het bevel+ van de koning niet. 24  Door geloof heeft Mo̱zes, toen hij opgegroeid was,+ geweigerd* de zoon van de dochter van Farao+ genoemd te worden 25  en verkoos hij veel liever met het volk van God slecht behandeld te worden dan de tijdelijke genieting der zonde te hebben, 26  omdat hij de smaad+ van de Christus* een grotere rijkdom achtte dan de schatten van Egy̱pte, want hij hield het oog oplettend gericht op de beloning.+ 27  Door geloof verliet hij Egy̱pte,+ doch zonder de toorn van de koning te vrezen,+ want hij bleef standvastig als zag hij de Onzichtbare.+ 28  Door geloof had hij het Pascha* gevierd*+ en het bespatten met het bloed,+ opdat de verdelger hun eerstgeborenen niet zou aanraken.+ 29  Door geloof trokken zij door de Rode Zee als over droog land,+ maar toen de Egyptenaren het ook probeerden, werden zij verzwolgen.+ 30  Door geloof stortten de muren van Je̱richo in nadat men er zeven dagen lang omheen getrokken was.*+ 31  Door geloof is Ra̱chab,+ de hoer, niet omgekomen met hen die ongehoorzaam handelden, omdat zij de verspieders in vrede had ontvangen.+ 32  En wat zal ik nog meer zeggen? Want de tijd zal mij ontbreken indien ik verder vertel over Gi̱deon,+ Ba̱rak,+ Si̱mson,+ Je̱fta,+ Da̱vid+ alsook Sa̱muël+ en de [andere] profeten,+ 33  die door geloof koninkrijken een nederlaag toebrachten in de strijd,+ rechtvaardigheid bewerkten,+ beloften verkregen,+ de muilen van leeuwen toestopten,+ 34  de kracht van het vuur stuitten,+ aan de scherpte* van het zwaard ontkwamen,+ van een zwakke toestand krachtig werden gemaakt,+ dapper werden in de oorlog,+ de legers van vreemdelingen op de vlucht dreven.+ 35  Vrouwen ontvingen hun doden door opstanding;+ maar andere [mannen] werden gemarteld omdat zij geen verlossing door een of andere losprijs wilden aanvaarden, opdat zij tot een betere opstanding mochten geraken. 36  Ja, anderen kregen hun beproeving door bespottingen en geselingen, zelfs meer dan dat, door boeien+ en gevangenissen.+ 37  Zij werden gestenigd,+ zij werden beproefd,+ zij werden in stukken gezaagd, zij stierven+ door afslachting met het zwaard, zij zwierven rond in schapenvachten,+ in geitenvellen, terwijl zij gebrek leden+ en verdrukt+ en slecht behandeld werden;+ 38  en de wereld was hun niet waardig. Zij doolden rond in woestijnen en op bergen en in grotten+ en holen der aarde. 39  En toch hebben al dezen, ofschoon er door hun geloof getuigenis ten aanzien van hen werd afgelegd, de [vervulling van de] belofte niet verkregen,+ 40  daar God iets beters+ voor ons+ voorzag,* opdat zij+ zonder ons+ niet tot volmaaktheid gebracht zouden worden.+

Voetnoten

„Verzekerde verwachting.” Lett.: „een eronderstaan.” Gr.: hu·poʹsta·sis; Lat.: sub·stanʹti·a.
„Duidelijke demonstratie.” Of: „[het] overtuigende bewijs.” Gr.: e·legʹchos (spreek uit: e·lenʹchos); Lat.: ar·gu·menʹtum. Vgl. Jo 16:8 vtn.
Lett.: „van dingen.” Gr.: pragʹma·ton.
„Mannen uit de oudheid.” Lett.: „oudere mannen.” Gr.: pre·sbuʹte·roi.
Of: „de ordeningen van dingen.” Gr.: tous ai·oʹnas; Lat.: saeʹcu·la; J22(Hebr.): ha·ʽō·la·mimʹ.
Of: „toebereid (in orde gebracht) werden.” Lett.: „neergeordend werden.” Gr.: ka·ter·tiʹsthai.
Lett.: „teruggever van beloning (loon).”
Lett.: „kunstenaar; handwerksman.” Gr.: teʹchni·tes.
Of: „verwelkomd; toegejuicht.”
Of: „toen hij op de proef werd gesteld, Isaäk (als het ware) geofferd.”
Of: „ging ertoe over.”
Lett.: „in een gelijkenis.” Gr.: en pa·raʹbo·lei.
In overeenstemming met de betekenis van de Hebr. tekst in Ge 47:31; zie vtn. aldaar.
Lett.: „heeft . . . geloochend.”
„Van de Christus.” Gr.: tou Chriʹstou; Lat.: Chriʹsti; J17,18,22(Hebr.): ham·Ma·sjiʹach, „de Messias (Gezalfde)”.
Gr. en Lat.: paʹscha; J17,18,22(Hebr.): hap·peʹsach, „het Pascha”.
Of: „heeft hij werkelijk . . . gevierd.”
Of: „nadat ze zeven dagen lang belegerd (omtrokken) waren geweest.”
Lett.: „monden.”
Of: „verschafte; op het oog had.”