1 Petrus 4:1-19
4 Daar Christus dan in het vlees heeft geleden,+ zo wapent ook GIJ U met dezelfde gezindheid;*+ want de persoon die in het vlees heeft geleden, heeft opgehouden te zondigen,+
2 om de rest van [zijn] tijd in het vlees niet meer voor de begeerten van mensen te leven,+ maar voor Gods wil.+
3 Want het is voldoende dat GIJ in de voorbijgegane tijd+ de wil van de natiën hebt volbracht+ door U over te geven aan daden van losbandig gedrag,*+ wellusten, overdaad van wijn,+ brasserijen, drinkpartijen en onwettige afgoderijen.+
4 Omdat GIJ niet langer met hen deze weg bewandelt naar dezelfde lage poel van liederlijkheid,+ staan zij vreemd te kijken en gaan zij voort schimpend over U te spreken.+
5 Maar deze mensen zullen rekenschap geven aan degene+ die gereedstaat om de levenden en de doden te oordelen.+
6 Trouwens, met dit doel werd ook aan de doden+ het goede nieuws bekendgemaakt, opdat zij van menselijk standpunt+ uit bezien naar het vlees geoordeeld zouden worden, maar van Gods standpunt uit bezien naar de geest zouden leven.+
7 Doch het einde* van alle dingen is nabij gekomen.+ Weest daarom gezond van verstand+ en weest waakzaam* met het oog op gebeden.+
8 Hebt bovenal intense* liefde voor elkaar,+ want liefde bedekt een menigte van zonden.+
9 Weest gastvrij jegens elkaar zonder morren.+
10 Gebruikt de gave, naarmate een ieder die heeft ontvangen, om elkaar ermee te dienen als voortreffelijke beheerders* van Gods onverdiende goedheid, die op velerlei wijzen tot uitdrukking wordt gebracht.+
11 Indien iemand spreekt, [hij spreke] als het ware [de] heilige uitspraken+ Gods; indien iemand dient,+ [hij diene] als afhankelijk van de door God verschafte sterkte;+ opdat in alle dingen God verheerlijkt wordt+ door bemiddeling van Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid+ en de macht tot in alle eeuwigheid. Amen.
12 Geliefden, staat niet vreemd te kijken over de brand onder U, die over U komt als een beproeving,+ alsof U iets vreemds overkwam.
13 Integendeel, blijft U verheugen,+ aangezien GIJ deel hebt aan het lijden van de Christus,+ opdat GIJ U ook gedurende de openbaring*+ van zijn heerlijkheid moogt verheugen en verrukt moogt zijn.
14 Indien GIJ om de naam van Christus wordt gesmaad,+ zijt GIJ gelukkig,+ want de geest der heerlijkheid, ja, de geest van God, rust op U.+
15 Laat niemand van U echter lijden+ als een moordenaar of een dief of een boosdoener of als iemand die zich met andermans zaken bemoeit.+
16 [Lijdt+ hij] echter als een christen,* laat hij zich dan niet schamen,+ maar God blijven verheerlijken in deze naam.
17 Want het is de bestemde tijd dat het oordeel begint bij het huis van God.+ Als het nu eerst bij ons begint,+ wat zal dan het einde zijn van hen die het goede nieuws van God niet gehoorzaam zijn?+
18 „En indien de rechtvaardige met moeite wordt gered,+ waar zal dan de goddeloze en de zondaar verschijnen?”+
19 Laten daarom dan ook zij die lijden in overeenstemming met de wil van God, hun ziel blijven toevertrouwen aan een getrouwe Schepper, terwijl zij voortgaan het goede te doen.*+
Voetnoten
^ Lett.: „geestesneiging.”
^ „Daden van losbandig gedrag.” Gr.: a·sel·geiʹais; J17,18,22(Hebr.): zim·mahʹ. Zie Ga 5:19 vtn., „Gedrag”. Vgl. Le 18:17 vtn.
^ Of: „volledige einde.” Gr.: teʹlos.
^ Lett.: „weest nuchter.”
^ Lett.: „uitgestrekte.”
^ Lett.: „huishouders; huisbestuurders.” Gr.: oi·koʹno·moi; Lat.: di·spen·sa·toʹres; J22(Hebr.): kesō·khenimʹ, „als . . . beheerders”.
^ Lett.: „onthulling.” Gr.: a·po·ka·luʹpsei.
^ „Als een christen.” Gr.: hos Chri·stiʹa·nos; Lat.: ut Chri·sti·aʹnus; J22(Hebr.): kiM·sji·chiʹ, „als een messianist”.
^ Of: „hun ziel aan een getrouwe Schepper blijven toevertrouwen met goeddoen.”